Oldenzaal, de Joodse huizen en het roofgoed, door Mariët Blokhuis.
Zeker 244 huizen van Joodse inwoners van Twente werden tijdens de Tweede Wereldoorlog door de bezetter geroofd, vaak met steun van mensen uit de regio zelf. Ze werden tussen 1941 en 1944 ontnomen en verkocht of verhuurd, terwijl de eigenaren zaten ondergedoken of in de kampen werden vermoord. Overal vond grootschalige huizenroof plaats: in Enschede (123 panden), Almelo (60), Hengelo (14), Oldenzaal (32), Denekamp (12) en Ootmarsum (1). De opbrengsten daarvan, bijna 2 miljoen voor Twente en 44 miljoen voor heel Nederland, stroomde direct door naar de roofbank Lippmann, Rosenthal & Co in Amsterdam, beter bekend als de LIRO. De winsten (omgerekend naar nu ruim 260 miljoen euro) werden vervolgens gebruikt voor de financiering van de deportaties en de Nederlandse kampen Westerbork en Vught.
De ontneming van de Joodse huizen vond plaats volgens een vast patroon. Joodse vastgoedeigenaren meldden hun eigendom volgens verordening 154/1941 (augustus 1941) verplicht aan bij de door de Duitsers opgezette ‘Niederländische Grundstückverwaltung’ (NGV). Die besteedde de uitvoering vervolgens uit aan particuliere beheerders. In Twente, net als in de rest van Nederland, speelde het Algemeen Nederlandsche Beheer van Onroerende Goederen (ANBO) in Den Haag daarbij de hoofdrol. Deze door NSB’ers geleide organisatie regelde de huur en eventuele verkoop van de aangemelde panden. Al eerder kwam er in mei 1941 verordening 102/1941 over Joods bezit van landbouwgronden. Joden die landbouwgronden bezaten, moesten die aangeven en voor 1 september 1941 aan niet-Joden verkopen. De joodse eigenaren waren hier meestal nog bij betrokken en bepaalden de prijs samen met de kopers. Dit waren vaak de pachters van de grond, zij kregen voorrang bij de verkoop. De regionale pachtbureaus moesten de verkoop uitvoeren en een speciaal Bureau voor overdracht van joodse landbouwgronden moest de verkopen goedkeuren. De koopsom verdween naar de Vermögensverwaltungs- und Rentenanstalt (VVRA). Vaak werd deze koopsom niet betaald maar omgezet in een hypothecaire lening waarover de oorlogskoper rente moest betalen.
Verder was er nog de Omnia-Treuhand-Gesellschaft, die tijdens de Tweede Wereldoorlog haar hoofdvestiging in Berlijn had. In maart 1941 kreeg Omnia de opdracht om een deel van de op handen zijnde liquidaties van joodse bedrijven door te voeren. De directe opdrachtgever in Nederland was de Wirtschaftsprüfstelle, een onderdeel van het Generalkommissariat für Finanz und Wirtschaft. Tussen 1941 en september 1944 kreeg Omnia 16.000 liquidatieopdrachten van de Wirtschaftsprüfstelle. Sommige Joodse bedrijven zetten snel Arische stromannen in die hun plaats in het bedrijf overnamen. Hoewel de Duitsers dit wel in de gaten hadden, werd dit bij kleine bedrijven vaak oogluikend toegestaan. En dan was er nog de De naamloze vennootschap Niederländische Aktiengesellschaft für Abwicklungen von Unternehmungen (NAGU). Als een Verwalter zelf het door hem beheerde bedrijf wilde kopen, werd de NAGU ingeschakeld. Deze naamloze vennootschap was belast met de taxatie en verkoop van ondernemingen. Zij onderhandelde met toekomstige kopers over de prijs en sloot de verkoopovereenkomsten af.
Zodra de Joodse bewoners hun huizen hadden verlaten, moesten deze op Duits gezag door de gemeente worden leeggeruimd en de goederen worden opgeslagen. Men diende hierbij eerst een inventarislijst te maken en op te sturen van alle in de woning aangetroffen goederen. Woningen mochten, uitzonderingen daargelaten, niet inclusief aanwezige inboedel worden verhuurd. Bij verhuur diende de huur te worden overgemaakt aan het bankierskantoor van de LIRO op naam van de Joodse eigenaren. Na overname door de ANBO werd de huur door hen geïnd. Bij het leegruimen der woningen werd in het huis van Salomon Minco nog een bedrag van 227 gulden gevonden. Dit moest worden overgemaakt naar de LIRO. Evenals de gevonden spaarboekjes van Sientje Cohen, Lea Cohen en Henriette Muller.
Van de 18 Verkaufsbücher is het eerste boek verdwenen, dus deze transacties zijn niet meegenomen. In het Kadaster zijn dan weer transacties te vinden, ook van een latere datum, die niet in de Verkaufsbücher staan. Bij de huizen betreft het de adressen van toen.
- De woningen aan de Bijvanckstraat 3-5 waren in het bezit van Nathan Muller. Na de ontneming werden deze woningen op 19 augustus 1943 voor het gezamenlijke bedrag van 2.350 gulden verkocht aan C.F.Z. Heidemann. Er volgde rechtsherstel, waarna in 1953 de diverse bezittingen onder zijn drie dochters werden verdeeld. In 1954 werden twee arbeiderswoningen met erf in 1953 door zijn dochter Lies Muller voor 2.000 gulden verkocht aan H.A. Olde Weghuis, caféhouder, uit Oldenzaal.
- Het pand aan de Bisschopstraat 25 (4 kamers, keuken en winkel) werd bewoond door zoon Salomon Minco en was in het bezit van Nathan Minco, evenals drie naastgelegen huizen. Na de ontneming werden deze vier huizen met erf op 31 augustus 1943 voor het bedrag van 2.200 gulden verkocht aan de gemeente Oldenzaal. Er volgde in 1951 wel rechtsherstel, maar de huizen waren ondertussen i.v.m. de stadsvernieuwing door de gemeente gesloopt. De aankoop werd nietig verklaard en de erfgenamen ontvingen van de gemeente een bedrag van 5.900 gulden als vergoeding voor de gesloopte huizen en huurderving over de afgelopen jaren. De plek waar de woningen stonden, zijnde straat en plantsoen Kloosterstraat-hoek Bisschopstraat-Noordwal, werd in 1952 namens de erfgenamen voor 2.200 gulden verkocht aan Autobedrijf G. Olde Monnikhof uit Oldenzaal en in 1961 gesloopt.
- De panden aan de Bisschopstraat 41-43 / Ootmarsumschestraat 1-5 waren in het bezit van de firma H. en J. Kan. Het huis aan de Bisschopstraat 41 werd tot november 1939 door Helena Kan-Cohen bewoond. Na de ontneming werden de panden op 1 april 1943 voor het bedrag van 16.000 gulden verkocht aan E.F.W. Heidemann. Het betrof hier drie winkels, vijf huizen, een pakhuis, schuur en erf. Er volgde rechtsherstel, waarna de panden in 1954 door de erfgenamen voor 38.000 gulden werd verkocht aan G.W. Karenbeld, houthandelaar, uit Oldenzaal.
- De woning aan de Boterstraat 5 (5 kamers/keuken) was in het bezit van Leizer Melammet en werd door hen bewoond. Na de ontneming werd de woning op 15 maart 1943 voor het bedrag van 2.500 gulden verkocht aan J.H. Determann. Het betrof hier een winkel/woonhuis, erf en tuin. Er volgde rechtsherstel. In 1956 kwam er namens de erfgenamen een openbare veiling, waarbij het perceel voor 6.875 gulden werd verkocht aan H.L. Oude Luttikhuis gehuwd met Truus Timmers, manufacturier, wonende Boterstraat 5. Niet alle bij mensen in bewaring gegeven spullen werden na een oproep keurig ingeleverd. De achtergehouden goederen van de familie Melammet werden in september 1945 door de heer Gilbers, beheerder en bewindvoerder van Joodsche goederen, samen met hun erfgenaam H. Schaap, en assistentie van de politie opgehaald, zijnde: waardepapieren, een hoeveelheid tafelzilver, een bedrag aan zilvergeld van 554,30 gulden en een spaarbankboekje met een bedrag van 1000 gulden, waarvan reeds 400 gulden was opgemaakt. Tegen hen werd procesverbaal opgemaakt.
- De woning aan de Deurningerstraat 6 was in het bezit van de textiel- en WEKA poppenfabriek van Willi Kan. Door op tijd terug te treden uit het bedrijf en daarvoor Arische mensen aan te stellen, konden ze aan ontneming ontkomen. Hetgeen bij kleinere bedrijven soms oogluikend door de Duitsers werd toegestaan. Naast de textielfabriek aan de Parallelstraat 52-54 bezat de firma een huis met erf aan de Deurningerstraat 6. Dit werd namens de firma door directeur de Jager in 1946 voor het bedrag van 8.000 gulden verkocht aan G.J. Hekman, makelaar, uit Oldenzaal. De firma kocht na de oorlog ook enkele bouwterreinen, hier werden vier huizen gebouwd die in april 1953 werden verkocht. Een huis met erf en tuin aan de Asterstraat 19 werd voor 7.000 gulden verkocht aan B.H. Walvoort, chef op een textielfabriek, uit Oldenzaal. Drie huizen met erf en tuin, gelegen aan de Lyceumstraat 19-21-23 werden in april 1953 verkocht aan deels hun bewoners. Nummer 19 werd voor 8.000 gulden verkocht aan H.J. Mulders, technicus, uit Oldenzaal. Nummer 21 aan J.E.J. Bayer, handelsagent, uit Oldenzaal. En nummer 23 werd voor 8.750 gulden verkocht aan H. van der Liet, koopman, uit Noord-Berghuizen. De N.V. Textielfabriek W. Kan ging in oktober 1956 op in de N.V. Textiel-Associatie te Enschede. Op de Parallelstraat 52 zat later Plasticon.
- De woning aan de Grootestraat 2 was in het bezit van Hartog Kan (vader van Maurits). Hartog vertrok in 1939 naar Amerika. In 1951 verkocht hij dit winkel/woonhuis met erf voor het bedrag van 12.000 gulden aan de gemeente Oldenzaal. Voor zijn vertrek verkocht hij drie huizen met erf en een stal met erf op de hoek Hofstraat-Lindeboomstraat voor 2.200 gulden aan J.W.J. Mazeland, eierhandelaar, uit Oldenzaal.
- De woning aan de Grootestraat 18 (9 kamers en keuken) was in het bezit van Joseph Meijer en werd door hem bewoond. Dit huis werd in maart 1943 gevorderd als ‘Gemeinschaftshaus für die Reichsbahnaufsicht’. Het perceel bestond uit een woon/winkelhuis met pakhuis en erf. Er volgde rechtsherstel, waarna het perceel in 1952 werd gesplitst en verkocht. Het huis met erf (nummer 18) werd voor het bedrag van 9.750 gulden verkocht aan M.J. Borghuis, architect, uit Oldenzaal. Het werd in 1954 verkocht aan F.J.J. van Mook, manufacturier, uit Oldenzaal. Het pakhuis met erf werd voor 5.750 gulden verkocht aan B.J. Lansink, electriciën, uit Oldenzaal.
- De woning aan de Grootestraat 22 (9 kamers en keuken) was in het bezit van Henriette Cohen-Beem en werd door haar bewoond. De woning werd later tijdelijk bewoond door Hermann Max Hohenstein, nadat hij gedwongen zijn huis aan de Lyceumstraat moest verlaten. Na de ontneming werd deze woning op 30 maart 1943 voor het bedrag van 6.000 gulden verkocht aan de dames Tithof. Er volgde rechtsherstel, waarna de woning in 1954 door de erfgenamen voor 9.100 gulden werd verkocht aan A.F.G. Solders, koopman, uit Oldenzaal.
- De woning aan de Grootestraat 24 (9 kamers en keuken) was in het bezit van de Meta Cohen-Schiff, weduwe van de fabrikant Maurits Heijman Cohen die in maart 1940 overleed, Nadat zij gedwongen haar woning moest verlaten (haar huis werd een Arbeitsdienststelle) woonde ze tijdelijk aan de Haerstraat 18 in een woning van A.G.A. Reef, Meta dook met haar zoon onder en heeft de oorlog overleefd. De woning (een herenhuis met erf en tuin) en de aangrenzende grond aan de Vijfhoek en Hofstraat met een totale grootte van ruim 11 are werd in 1951 door haar verkocht voor het bedrag van 18.500 gulden aan H.G.M. Siemerink, manufacturier, uit Noord-Berghuizen.
- Het pand aan de Hofstraat 1 was in het bezit van Salomon Isak Zwartz (vader van Isak) en Albert Zwartz. Na de ontneming werd dit pand (een fabriek met erf) in maart 1943 voor het bedrag van 5.000 gulden verkocht aan J.H. Determann. Er volgde rechtsherstel, waarna het pand in 1961 door hen voor het bedrag van 15.000 gulden werd verkocht aan F.J.J. van Mook, manufacturier, uit Oldenzaal.
- Het pand aan de Hofstraat 10 was in het bezit van Nathan Muller. Het is niet bekend wat er na de ontneming mee is gebeurd, maar er volgde rechtsherstel. Dit huis met erf werd door zijn dochter Lies Muller in 1954 voor 2.000 gulden verkocht aan F.J. van Mook, manufacturier, uit Oldenzaal.
- Het pand aan de Hofstraat 13 was in het bezit van de firma Meijer Cohen met zoon Heijman Meijer als firmant. Na zijn overlijden in 1941 kwamen zijn bezittingen toe aan zijn zus Bernardina. Het huis aan de Hofstraat 13 werd door hen bewoond. Na de ontneming werd dit pand (twee huizen met erf) op 2 oktober 1942 voor het bedrag van 6.000 gulden verkocht aan F.W. Heidemann. Op 18 september 1942 werd er voor 1.150 gulden een pand in de Vijfhoek (garage met erf) verkocht aan E.F.W. Heidemann. In 1954 werden door de erfgenamen de huizen met erf aan de Hofstraat 13 en 15, samen met een ander stuk erf aan de Hofstraat (door de erfgenamen aangekocht) voor het gezamenlijke bedrag van 4.500 gulden verkocht aan de gemeente Oldenzaal. De garage met erf werd voor 2.750 gulden verkocht aan B. Tithof, kapper, uit Oldenzaal. Verder was er nog bouwland aan de Nieuwstraat van 6,30 are, dat na de ontneming op 18 september 1942 voor 2.775 gulden werd verkocht aan F.C.Z. Heidemann. Dit werd na rechtsherstel in 1953 door de erfgenamen voor het bedrag van 3.000 gulden verkocht aan G.J. Hekman, makelaar, en J.H. Hekman, aannemer, beiden uit Oldenzaal.
- Het pand aan de Hofstraat 15 was in het bezit van Heijman Meijer Cohen. Na de ontneming werd dit pand (huis met erf) op 17 juni 1943 voor het bedrag van 1.200 gulden verkocht aan F.W. Heidemann. Er volgde rechtsherstel, waarna dit pand in 1954 door de erfgenamen, samen met het pand aan de Hofstraat 13 en een stuk erf aan de Hofstraat, voor het gezamenlijke bedrag van 4.500 gulden werd verkocht aan de gemeente Oldenzaal.
- De woningen aan de Kerkstraat 4-6 (elk 5 kamers en keuken) waren in het bezit van de firma R. Cohen. De woning op nummer 4 werd bewoond door Joël Abraham Cohen en de woning op nummer 6 door Sientje en Lea Cohen. Het pand werd na de ontneming, samen met de wasserij aan de Marktstraat door de via de NAGU aangestelde bewindvoerder W.F. Klipfel op 1 september 1942 gekocht voor het bedrag van 5.000 gulden, waarna hij op 25 juni 1943 het pand met de wasserij voor 2.200 gulden verkocht aan B.A.M. Heinink. Met dit bedrag werd de nog op het pand staande hypotheek á 6.200 gulden afgelost. Er volgde rechtsherstel, waarna in 1954 het pand aan de Kerkstraat voor 20.700 gulden werd verkocht aan de Boerenleenbank te Oldenzaal.
- De woning aan de Kerkstraat 17 (5 kamers en keuken) was in het bezit van de Israëlitische Gemeente en werd bewoond door Arie Blazer.
- Het pand aan de Kloosterstraat 12 was in het bezit van Nathan Minco. Na de ontneming werd het pand op 31 augustus 1943 voor het bedrag van 1.200 gulden verkocht aan J.W. Achterhoek uit Gouda. Het betrof hier een huis met erf. Er volgde rechtsherstel, waarna het huis in 1952 namens de erfgenamen voor 1.350 gulden werd verkocht aan F.A. Steenbekke, smid, uit Oldenzaal.
- Het pand aan de Kloosterstraat 32 (2 kamers en keuken) was in het bezit van Hartog Löwenstein en werd door hem bewoond. Het betrof hier een huis met erf. Het is niet bekend wat er na de ontneming mee is gebeurd, maar er volgde rechtsherstel. Namens de erfgenamen kwam er in 1954 een openbare veiling, waarbij de woning voor het bedrag van 1.975 gulden werd gekocht door G.H. Oude Essink, aannemer, uit Oldenzaal.
- Het pand aan de Langestraat 19 was in het bezit van Salomon Isak Zwartz (vader van Isak) en Albert Zwartz. Na de ontneming werd dit pand (pakhuis en erf) in september 1943 voor het bedrag van 1.000 gulden verkocht aan H. van Benthem. Er volgde rechtsherstel, waarna het pand in 1951 door hen voor het bedrag van 1.250 gulden werd verkocht aan J.B.G. Zeiger, brandstoffenhandelaar, uit Oldenzaal.
- Het pand aan de Marktstraat later Burg, Vos de Waelplein, bestaande uit een wasserij met erf, was in het bezit van de firma R. Cohen, zie Joël Abraham Cohen. Dit pand werd na de ontneming door de door de NAGU aangestelde bewindvoerder W.F. Klipfel voor 2.200 gulden verkocht aan B.A.M. Heinink. Met dit bedrag werd een deel van de nog op het pand staande hypotheek á 6.200 gulden afgelost. De wasserij werd in 1943 afgebroken. Er volgde rechtsherstel, waarbij B.A.M. Heinink de erfgenamen een vergoeding moest betalen voor de afgebroken wasserij. Het erf werd in 1956 door de erfgenamen voor het bedrag van 2.730,15 gulden verkocht aan De Groote Sociëteit te Oldenzaal.
- De woning aan de Monnikstraat 24 (eerder Paradijsstraat) was in het bezit van Nathan Muller. Na de ontneming werd deze woning op 30 maart 1943 voor het bedrag van 2.700 gulden verkocht aan J.B.H. van der Liet. Er volgde rechtsherstel, waarna dit huis met erf en grond door zijn dochter Lenie Muller in 1954 voor het bedrag van 4.500 gulden werd verkocht aan de gemeente Oldenzaal.
- De woning aan de Nagelstraat 6 was in het bezit van Leizer Melammet. Na de ontneming werd deze woning op 30 maart 1943 voor het bedrag van 3.750 gulden verkocht aan L.F.A.M. Oude Bekke. Het betrof hier een woonhuis, erf en tuin. Er volgde rechtsherstel. In 1956 volgde er namens de erfgenamen een openbare veiling, waarbij het perceel voor het bedrag van 6.700 gulden werd verkocht aan J.L. Oude Stegge, hotelhouder, uit Oldenzaal.
- De woning aan de Noordwal 3 was in het bezit en werd bewoond door Carolina Cohen-ten Brink. Na de ontneming werd het huis met erf op 30 september 1943 voor het bedrag van 900 gulden verkocht aan de gemeente Oldenzaal. Er volgde rechtsherstel, waarna namens de erfgenamen het ondertussen bouwvallige huis in 1951 voor het bedrag van 500 gulden alsnog werd verkocht aan de gemeente Oldenzaal.
- Het pand aan de Ootmarsumschestraat 23-25 was in het bezit van Nathan Muller. Het is niet bekend wat er na de ontneming mee is gebeurd, maar er volgde rechtsherstel. Het dubbele woonhuis met werkplaats, erf en tuin werd door zijn dochter Annie Muller in 1963 voor het bedrag van 29.000 gulden verkocht aan J.C.C. Willemsen, aannemer, uit Oldenzaal.
- De woning aan de Poortstraat 6 (6 kamers en keuken) was in het bezit van Jacob Lievendag en werd door hem bewoond. Het is niet bekend wat er na de ontneming mee is gebeurd, maar er volgde rechtsherstel. Namens zijn dochters Bertha en Emma werd het huis met winkel en erf in 1962 voor het bedrag van 21.000 gulden verkocht aan J.H.A.J. Snijders, slager, uit Oldenzaal.
- De woning aan de Poortstraat 21 (5 kamers/keuken) was in het bezit van Daniël Cohen en werd door hem bewoond. Na de ontneming zou deze woning volgens de Verkaufsbücher in oktober 1943 voor 2.000 gulden zijn verkocht aan H.J. Braun en F. Weiss, in het kadaster is hierover niets terug te vinden. Er volgde rechtsherstel. In 1956 was er namens de erfgenamen van Daniël Cohen een veiling waarbij het perceel, bestaande uit woonhuis en erf, voor 1.675 gulden werd verkocht aan de gemeente Oldenzaal in het belang van de Volkshuisvesting.
- De woning aan de Poortstraat 29 was in het bezit van Jacob Lievendag. Het is niet bekend wat er na de ontneming mee is gebeurd, maar er volgde rechtsherstel. Namens zijn dochters Bertha en Emma werd dit huis met erf in 1963 voor het bedrag van 4.951 gulden verkocht aan de gemeente Oldenzaal.
- Het pand aan de Schoolstraat 2-4-6 was in het bezit van Herman Kan, de villa werd tot februari 1939 door hem bewoond. Na de ontneming werd het pand in 31 augustus 1943 voor het gezamenlijke bedrag van 18.500 gulden verkocht aan de gemeente Oldenzaal. Het betrof hier een villa met garage, tuinmanswoning, aanhoren, erf en grond van in totaal 28 are. Er volgde rechtsherstel, waarna het bezit in 1957 door de erfgenamen voor het bedrag van 46.500 gulden alsnog werd verkocht aan de gemeente Oldenzaal.
- De woningen aan de Spoorstraat 1-3 waren in het bezit van Nathan Muller. Spoorstraat 1 (5 kamers en keuken) werd door hem bewoond, Spoorstraat 3 werd verhuurd. Na de ontneming werden deze woningen op 1 april 1943 voor het gezamenlijke bedrag van 15.600 gulden verkocht aan E.W. van Gemert-Splitthoff uit Enschede. Er volgde rechtsherstel, waarna het perceel van ruim 52 are in kleinere delen door de dochters Muller werd verkocht. Een perceel grond van ruim 38 are werd in 1951 voor het bedrag van 12.700 gulden verkocht aan de gemeente Oldenzaal ten behoeve van de geplande Beatrixstraat. Een huis met loods, erf en tuin van bijna 11 are werd in 1953 voor 13.000 gulden verkocht aan Reef’s Aanneming en Handelmaatschappij N.V. uit Oldenzaal. Een klein stukje weg en erf werd toegevoegd aan Spoorstraat 9.
- De woning aan de Spoorstraat 9 was in het bezit van A.L.M.E. Frankenhuis-Muller (Lies), dochter van Nathan Muller. Na de ontneming werd deze woning op 13 augustus 1943 voor het bedrag van 7.000 gulden verkocht aan E.W. van Gemert-Splitthoff uit Enschede. Er volgde rechtsherstel waarna de woning, bestaande uit een winkel-/woonhuis met werkplaats en afzonderlijke garage met erf en grond, in 1954 door Lies Muller voor 18.000 gulden werd verkocht aan W.F ter Laak, garagehouder, uit Oldenzaal.
- De woning aan de Steenstraat 5 was in het bezit van Nathan Muller. Na de ontneming werd deze woning op 1 februari 1943 voor het bedrag van 6.000 gulden verkocht aan R. Haagsma uit Workum. Er volgde rechtsherstel, waarna de woning met aanhoren, erf en tuin, in 1959 door zijn dochter Lenie Muller voor 16.000 gulden werd verkocht aan mevrouw H.M.M. van de Ven gehuwd met G.J. Deiman, manufacturier, uit Oldenzaal. De woning werd een jaar later doorverkocht aan kleermaker M.J. Schaepers uit Oldenzaal.
- De woningen aan de Steenstraat 32-34/ Koemstraat 1 waren in het bezit van Jacob en Rosetta Lievendag. De woning aan de Steenstraat 32 (8 kamers en keuken) werd door Rosetta bewoond. Na de ontneming werden beide woningen op 1 april 1943 voor het bedrag van 14.250 gulden verkocht aan B.H.J. Linderman. Het betrof hier twee woningen met erf en een bedrijfsruimte. Er volgde rechtsherstel, waarna het pand namens Bertha en Emma Lievendag in 1963 voor het bedrag van 48.624 gulden werd verkocht aan de gemeente Oldenzaal.
- De woningen aan de Waagstraat 6-8-10 waren in het bezit van Leendert de Leeuw, de woning op nummer 8 (4 kamers, keuken en winkel) werd door hem bewoond. Het pand werd na de ontneming verhuurd, er volgde rechtsherstel. Dit dubbele woonhuis met winkel, caféruimte en erf werd in 1953 namens de erfgenamen voor het bedrag van 7.825 gulden verkocht aan A.H. Schothuis, koopman, uit Weerselo. In 1955 werd het pand Waagstraat 10 door hem voor 2.600 verkocht aan F.A. Segerink, metselaar, uit Noord-Berghuizen. Deze verkocht het een dag later voor hetzelfde bedrag aan G.G. Grobbe, caféhouder, uit Oldenzaal. Bij het door Schothuis in gebreke blijven bij de aflossing van de hiervoor opgenomen hypotheek, kwam er in 1956 namens de Friesch Groningsche Hypotheekbank een openbare veiling. Daarbij werden de panden Waagstraat 6-8 voor 10.400 gulden gekocht door de Hengelosche Bierbrouwerij. Zij verkochten het in 1956 voor 7.500 gulden aan B.H. Seiger, caféhouder, uit Oldenzaal (gehuwd met Riek Schothuis). Dit met de verplichting dat hij het cafébedrijf moest blijven uitoefenen en zijn drank enkel mocht kopen via deze bierbrouwerij. Het pand aan de Waagstraat 10 werd door Grobbe in 1961 verkocht aan A.J. Spit, postbesteller, uit Oldenzaal. In 1970 werd het door Spit verkocht aan J.A. de Lint, procuratiehouder, uit Den Haag. Deze verkocht het in 1973 voor het bedrag van 21.500 gulden aan Riek Seiger-Schothuis, de weduwe van eerdergenoemde B.H. Seiger, waarmee dus alle panden aan de Waagstraat 6-8-10 in haar bezit kwamen.
Huurwoningen
- De woning aan de Bentheimerstraat 18 (6 kamers en keuken) was in het bezit van B.E. Reerink en werd verhuurd aan de familie Weijl.
- De woning aan de Hengeloschestraat 2 (6 kamers, keuken en badkamer) was (tijdens de oorlog) in het bezit van H.L.M. Venderbosch, B.W. Bremer en A. Lottgering, hier woonde eerder Salomon Isak Zwartz.
- De woning aan de Hofmeijerstraat 2 (3 kamers en keuken) was in het bezit van de weduwe J.L. Heinink en werd verhuurd aan Bertha Hedeman-Zilversmit.
- De woning aan de Kloosterstraat 4 (4 kamers en keuken) was in het bezit van H.G. Jagers en werd verhuurd aan Abraham van Gelderen.
- De woning aan de Prins Bernardstraat 17 werd bewoond door Marianne Cohen. Zij overleed op 28-12-1941 in Oldenzaal.
- De woning aan de Tulpstraat 76 (3 kamers en keuken) was in het bezit van H.T.J. Boomkamp en werd verhuurd aan Moritz Kaufmann.
- De woning aan de Wilhelminastraat 29 (4 kamers en keuken) was (tijdens de oorlog) in het bezit van de Coöperatieve vereniging tot steun in den Strijd uit Enschede en werd bewoond door Ruben David Löwenstein.
Bezittingen in Berghuizen, toen nog gemeente Losser
- Het pand aan de Bentheimerweg 26 te Noord-Berghuizen was in het bezit van Henry Max Cohen. Na de ontneming werd dit pand in april 1944 voor het bedrag van 12.000 gulden verkocht aan de firma W.H. Cohen.
- De woning aan de Denekamperstraat 48a te Noord- Berghuizen was in het bezit van Jacob Lievendag. Na de ontneming werd het perceel, bestaande uit huis, schuur en tuin, op 15 april 1943 voor het bedrag van 4.600 gulden verkocht aan C.F.Z. Heidemann. Er volgde rechtsherstel, namens zijn dochters Bertha en Emma werd de woning met schuur en tuin in 1962 voor het bedrag van 16.500 gulden verkocht aan H.H.A. Keupink, bouwvakker, uit Gammelke. Het andere deel, bestaande uit een stuk grond van 5,38 are, werd door hen in 1963 voor 2.808 gulden verkocht aan de gemeente Oldenzaal.
- De woning aan de Weerseloschestraat 160 (nu 35) te Noord-Berghuizen was in het bezit van Helena Kan-Cohen. Na de ontneming werd dit perceel op 1 april 1943 voor het bedrag van 1.700 gulden verkocht aan E.F.W. Heidemann. Het betrof hier een woning met bouwland van bijna 31 are. Er volgde rechtsherstel, waarna het perceel in 1951 door de erfgenamen voor 4.000 gulden werd verkocht aan J.H. Greftenhuis, metselaar, uit Zuid Lutte.
- Het horecapand aan de Hengelosestraat 274 te Noord-Berghuizen (De Eekte) was in het bezit van Nathan Muller. Na de ontneming werd dit perceel (samen met het perceel aan de Eekte) op 13 september 1943 voor het bedrag van 3.350 gulden verkocht aan P. van Dijk, kantoorbediende, uit Denekamp. Er volgde rechtsherstel, waarna het pand, bestaande uit café, woonhuis, erf, grond en schuur in 1952 door de erfgenamen voor 2.800 gulden werd verkocht aan B.J.F. Siemerink (Naatsboer), metaalbewerker, uit Noord-Berghuizen. Het café werd in 1988 verkocht aan G. J. Nijhof. Inmiddels is het café gesloten en afgebroken.
- Een perceel aan de Hengeloschestraat te Noord-Berghuizen (De Eekte en Elsmors), bestaande uit bouwland, hakhout en bomen was in het bezit van Nathan Muller. Na de ontneming werd dit perceel van ruim 44 are (samen met het horecapand) op 13 september 1943 voor het bedrag van 3.350 gulden verkocht aan P. van Dijk, kantoorbediende, uit Denekamp. Er volgde rechtsherstel, waarna het perceel in 1954 door zijn dochter Lenie Muller voor 1.250 gulden werd verkocht aan bakker J.F. Seiger, bakker, uit Noord-Berghuizen.
Bezittingen in Beuningen, gemeente Losser
- Een perceel te Beuningen van ruim 68 are, bestaande uit een zomerhuisje, bos, hakhout, heide en dennen, was in het bezit van Nathan Muller. Na de ontneming werd dit perceel op 4 oktober 1943 voor het bedrag van 1.000 gulden werd verkocht aan F. van der Hauw. Er volgde rechtsherstel, waarbij er tevens een vergoeding moest worden betaald voor het ondertussen afgebroken zomerhuisje. Het perceel werd in 1954 door zijn dochter Annie Muller voor het bedrag van 1.300 gulden verkocht aan J.H. Gilbers, aannemer en makelaar, uit Noord-Berghuizen. In het kader van de ruilverkaveling werd een klein gedeelte van de gronden in 1962 verkocht aan het ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Bezittingen in Enschede
- De woning aan de Oldenzaalschestraat 143 was in het bezit van Samuel Liefman Muller. Na de ontneming werd deze woning, bestaande uit winkel, woonhuis en erf, op 16 april 1943 voor het bedrag van 5.500 gulden verkocht aan S.T. van Ommen uit Enschede. Er volgde rechtsherstel, waarna de woning in het bezit kwam van zijn zus Lenie, die hier voorheen al samen met haar broer woonde.
- De woningen aan de Volksparksingel 6-8 waren in het bezit van Nathan Muller, deze werden in 1940 aan zijn dochter Annie geschonken. Na de ontneming werden de twee woningen met werkplaats en erf op 9 juni 1944 voor het bedrag van 17.500 gulden verkocht aan C. Menger uit Enschede. Er volgde rechtsherstel, waarna de woningen weer in het bezit kwamen van Annie Muller.
Rechtsherstel vond in Nederland lang niet altijd plaats. In Oldenzaal vond er wel steeds correct rechtsherstel plaats. Hiervoor werd er namens de omgekomen eigenaren een beheerder aangesteld. Rechtsherstel hield in dat de aankoopakte nietig werd verklaard en het bezit weer bij de rechthebbende kwam. Tevens moest over de voorgaande periode huur of geïnde huur plus rente worden verrekend, ondertussen betaalde gemeentelijke heffingen werden daarbij in mindering gebracht. Ook eventueel aan de woning veroorzaakte schade moest worden vergoed.
Voor degenen die de oorlog overleefden was het een trieste zaak, dat hun woning ondertussen in andere handen was gekomen. Vaak duurde het wel de nodige tijd voordat ze hun eigendom weer in bezit kregen. Veel van hun inboedel was ondertussen verloren gegaan.
De officiële afhandeling van de erfenissen, zeker indien er geen eigen kinderen meer waren, duurde vaak meerdere jaren. Op de eerste plaats duurde het tot 1949 voordat de eerste verklaringen van overlijden binnenkwamen. Daarna moest bij echtparen worden uitgezocht wie het laatst overleden was. Waarna vervolgens een zoektocht begon naar vaak verre familieleden uit de betreffende tak van de familie, die de oorlog overleefd hadden.
Inboedel – Na de bezetting was het te ingewikkeld om huisraad, dat tijdens de oorlog was geroofd en naar Duitsland verscheept, te identificeren om aan de rechtmatige eigenaar terug te geven. Geroofde inboedels vielen daarom onder de regelingen voor vergoeding van oorlogsschade. De al tijdens de bezetting opgerichte Schade Enquete Commissies (SEC) werden belast met het inventariseren van de schade. Controleurs van de SEC werden ingezet om onderzoek te doen naar de waarde van de geroofde inboedels. Aanvragers moesten een standaardformulier invullen waarin zeer gedetailleerd kon worden opgegeven wat er aan goederen uit hun huis geroofd was. De controleur van de SEC controleerde de juistheid van de opgegeven schaden en maakte een schatting van de oorspronkelijke aankoopprijs en het schadebedrag. Voor de schadevergoeding werd uitgegaan van de waarde van de goederen op 9 mei 1940 en daarnaast werd er nog een afschrijvingspercentage per jaar gehanteerd. Aanvragers kregen het toegekende schadebedrag niet contant uitbetaald. Bedragen boven de honderd gulden werden vastgezet op een ‘huisraadschadeboekje’ bij de Nederlandse Middenstandsbank. In dat boekje zaten ‘koopbriefjes’ waarmee in winkels huisraad kon worden aangeschaft.
Bronnen: Verkaufsbücher en Pointer.
Kadasteronderzoek m.m.v. Historische Vereniging De Dree Marken
@ Mariët Blokhuis