U bent hier: Welkom » Alle Personen » Slachtoffers K t/m M » Kan, Jetta geh. Cohen

Kan, Jetta geh. Cohen

  • Geboren 16-02-1888 te Oldenzaal
  • Overleden 31-10-1943 te Vught – 55 jaar
  • D.v. Jonas Enoch Kan, slager, en Helena Cohen
  • Weduwe van Jacques Juda Cohen, adjuct commies

Het gezin Cohen woonde met hun zes kinderen aan de Bisschopstraat 41 te Oldenzaal. Jetta woonde als hulptelegrafiste van november1907 tot eind mei 1916 in Amsterdam.

Jetta trouwde in 1916 en woonde daarna met haar man in Medemblik. Korte tijd later verhuisden ze naar Renkum, waar hun dochter Juliette werd geboren. Haar man overleed enkele maanden na haar geboorte. Na zijn overlijden gingen ze bij haar ouders aan de Bisschopstraat 41 te Oldenzaal wonen. Na het overlijden van haar vader in 1936 vertrok haar moeder naar het Centraal Tehuis voor Israelieten aan de Oosthaven 31 te Gouda. Jetta en haar dochter verhuisden in juli 1937 naar Eindhoven, waar ze laatstelijk woonden aan de Willem de Zwijgerstraat 44. Sinds 1940 woonde ook haar moeder bij hen in.

Als Jetta in 1943 hoort dat dochter Juliette is opgepakt en sinds 18 augustus in kamp Vught zit, biedt ze vrijwillig aan om bij haar te blijven. Op 20 augustus komt ze in het kamp waar ze op 31 oktober 1943 overlijdt. Volgens de officiële kampadministratie is ze bezweken aan maagkanker, maar de kans is groot dat dit een verhulling is van de werkelijke doodsoorzaak. Haar dochter is dan ook nog in Vught. Zij gaat op 3 juni 1944 op transport naar kamp Auschwitz, maar zou de oorlog overleven.

Holocaustslachtoffer, evenals haar moeder, haar zus Rosa en haar broer Henri. Haar broer en zussen Bendina, Elie en Sophia overleefde grotendeels met hun gezinnen. Sophia woonde tijdens de oorlog in Zuid-Afrika. Haar dochter Juliette heeft de oorlog overleefd.

Na de crematie in Vught werd de asbus het kamp uit gesmokkeld en later bijgezet op de Joodse Begraafplaats te Eindhoven. Hier werd na de oorlog een grafsteen geplaatst.

Joods monument en Stolpersteine te Eindhoven.

* Dochter Juliette was typiste bij Philips en kwam zo bij het Philips-Kommando in Vught terecht. Medewerkers van het Philips-Kommando hadden het zwaar in Vught, maar wel net iets beter dan de andere gevangenen. Elke dag om vier uur kregen deze gevangenen bijvoorbeeld een warme maaltijd van Philips. Deze maaltijd kwam bekend te staan als ‘Philiprak’. Daarnaast was men verzekerd van een droge werkplek, zonder veel bemoeienis van de bewakers. Voor zeshonderd Joodse gevangenen zorgde het feit dat ze deel uitmaakten van het Philips-Kommando ervoor dat transport werd uitgesteld. Toen ze in juni 1944 alsnog naar Auschwitz-Birkenau werden getransporteerd werden ze niet voor de gaskamers geselecteerd. Bij aankomst wordt de hele groep als ‘die Philips-Gruppe’ niet voor de gaskamers geselecteerd, maar gaat naar het kamp ernaast. Ze worden naar Reichenbach gestuurd. Daar worden zij bij Telefunken tewerkgesteld om weer radiobuizen te maken. Bijna 400 van de 600 gedeporteerde Joodse Philips-medewerkers overleefden de oorlog zo.

Kan-Jetta-geh.-Cohen

Kan Jetta geh. Cohen

Kan-Jetta-geh.-Cohen