- Geboren 24-07-1878 te Oldenzaal
- Overleden 14-02-1943 te Westerbork – 64 jaar
- Z.v. Wolf Liefman Muller, fabrikant, en Theodora Cohen
- Weduwnaar van Carolina Rozelaar en Roza Glazer
- Gehuwd met Irma Goldschmidt
De familie woonde op A 816 te Oldenzaal. Hun tien kinderen zijn hier geboren, vijf van hen zijn op jonge leeftijd overleden. Rond 1900 was iedereen weer vertrokken uit Oldenzaal. De ouders waren in maart 1900 naar Luxemburg vertrokken, waar vader in 1903 en moeder in 1907 is overleden. Ernest vertrok in 1897 naar Zwolle.
Ernest was sigarenfabrikant. Hij woonde sinds 1908 op de Borgelerhof – Het Borgele 68 – te Diepenveen samen met zijn broer George, eveneens sigarenfabrikant. George had het landgoed in 1908 gekocht. Hij vertrok in 1909 naar Enschede en verkocht de Borgelerhof aan Ernest. George overleed in 1918. Ernest was directeur van ‘Muller & Co’ de grote sigarenfabriek bij de Hoge Hondstraat in Deventer. Vooral voor en aan het begin van de Eerste Wereldoorlog ging het de firma voor de wind. In 1909 waren er maar liefst 15 sigarenfabrieken in Deventer. De familie Muller werd door de sigarenhandel heel vermogend. Verschillende panden langs de huidige Havezatelaan waren ook in hun bezit. Er was heel veel personeel die onder andere ook in deze huizen woonde.
Hij trouwde in 1914 met Carolina Rozelaar, samen kregen ze drie kinderen. Zij overleed in 1922. In 1930 trouwde hij met Roza Glazer, zij overleed in 1934. Later is hij getrouwd met de Duitse Irma Goldschmidt. Tijdens de oorlog woonde ook haar moeder op de Borgelerhof. De Tweede Wereldoorlog werd een ramp voor de joodse familie Muller. Het gedeporteerde gezin overleefde de concentratiekampen niet. Een dochter kon tijdig onderduiken en overleefde de oorlog.
Ernest kwam op 28 januari 1943 in kamp Westerbork, waarschijnlijk in de ziekenbarak. Hij is hier op 14-02-1943 overleden. Zijn vrouw kwam al op 16 november 1942 in kamp Westerbork. Een week na zijn overlijden werd ze doorgestuurd naar kamp Vught. Op 15 september 1943 kwam ze weer in kamp Westerbork. Ze ging op 15 november 1943 op transport naar het concentratiekamp Auschwitz, waar ze op 31-01-1944 is omgekomen. Zijn zoon Herman werd tijdens de grote razzia bij Akkrum (Friesland) opgepakt. Hij kwam op 12 augustus 1944 in kamp Westerbork en ging op 3 september met het laatste transport naar kamp Auschwitz. Tijdens de dodenmarsen werd hij naar Oostenrijk gedreven, waar hij op 26-04-1945 in kamp Mauthausen – of een nevenkamp – aan uitputting is overleden.
Holocaustslachtoffer, evenals zijn vrouw met haar moeder en zijn zoon Herman. Zijn dochter Flora heeft de oorlog overleefd. Ook zijn broers Lodewijk en Eduard en zijn zus Emma zijn met deels hun gezinnen omgekomen. Zijn broer Charles heeft met zijn gezin de oorlog overleefd.
Begraven: Joodse Begraafplaats te Assen.
Joods monument te Deventer en Stolperstein te Diepenveen.