- Geboren 03-06-1898 te Oldenzaal
- Overleden 15-10-1944 te Auschwitz, Polen – 46 jaar
- Z.v. Daniël Kan, textielfabrikant, en Mathilde Klebe
- Gehuwd in 1931 met Susannah van Minden
- Geboren 25-09-1904 te Londen, Engeland
- Overleden 15-10-1944 Auschwitz, Polen – 40 jaar
- D.v. Raphael van Minden, filmhandelaar, en Betsy Susan
- Geboren 30-07-1932 te Amsterdam
- Overleden 12-10-1944 Auschwitz, Polen – 12 jaar
- Geboren 25-03-1934 te Amsterdam
- Overleden 12-10-1944 te Auschwitz, Polen – 10 jaar
- Geboren 25-03-1934 te Amsterdam
- Overleden 12-10-1944 te Auschwitz, Polen – 10 jaar
Willi groeide op aan de Denekamperstraat 1 in een gezin met drie kinderen. Tussendoor werkte hij enkele jaren in Enschede. In 1923 vertrok hij naar Amsterdam. Zijn moeder overleed in 1935 en zijn vader Daniel in oktober 1940 te Oldenzaal.
Na zijn huwelijk bleef hij als textielfabrikant in Amsterdam wonen, waar hun drie kinderen werden geboren. Na het overlijden van zijn moeder kwam hij weer naar Oldenzaal. Hier woonden ze eerst aan de Deurningerstraat 27 en later bij zijn vader aan de Denekamperstraat 1 te Oldenzaal. In januari 1937 vertrok het gezin weer naar Amsterdam, waar ze laatstelijk woonden aan de Den Texstraat 47 te Amsterdam. De vader van Susannah was houder van bioscooptheaters. Susannah was enig kind en een begaafd pianiste. Haar moeder was in 1937 overleden. Haar vader hertrouwde daarna met Nely Oosterhoorn.
In april 1937 richtte Willi samen met zijn neef Max Kan en dhr. van Rhijn de WEKA Speelgoed Industrie N.V. te Oldenzaal op. Max werd directeur en Willi en van Rhijn commissarissen. De fabriek stond aan de Parallelweg 52-54 te Oldenzaal. Men was in 1933 reeds begonnen met het produceren van speelgoed, maar dit gebeurde toen nog in de textielfabriek van de familie W. Kan. Het speelgoed bestond vooral uit pluchen dieren en poppen, waarbij gebruik werd gemaakt van de restanten van de textielfabriek. In 1939 hadden ze ongeveer 40 man in dienst, waaronder de bedrijfsvoerder Leo Horneman. In maart 1941 ze zich formeel terug uit het bedrijf en stelden ze Arische mensen aan, om te verhinderen dat het onder Duits beheer zou komen.
Het hele gezin kreeg uitstel van transport omdat Willi werkzaam was bij de administratie van de groentevoorziening van de Joodse Raad. Maar op 22 September 1942 moesten ze zich alsnog melden in kamp Westerbork. Op 20 februari 1943 gingen ze naar kamp Vught. Willi en zijn vrouw werkten daar voor Philips. De kinderen mochten mee en het bood het hele gezin wat betere omstandigheden. De kinderen werden op 16 juli en de ouders op 11 september weer overgeplaatst naar kamp Westerbork. Op 15 februari 1944 ging het gezin op transport naar het concentratiekamp Bergen-Belsen, waarna ze op 9 oktober 1944 werden overgebracht naar kamp Auschwitz. Hier werden ze kort na aankomst omgebracht.
Holocaustslachtoffer, evenals zijn vrouw en zijn kinderen Daniël, Betsy en Raphael. Zijn zussen Johanna en Nella hebben met hun gezin de oorlog overleefd. Van de familie van zijn vrouw hebben haar vader en stiefmoeder de oorlog overleefd.
Ook de vrouw en zoon van Max Kan zijn omgekomen. Max kwam later in kamp Westerbork en ontmoette daar Margot Briegel. Ze kenden elkaar reeds uit Amsterdam en ze besloten samen te trouwen. Max wist niet dat zijn eerste vrouw reeds was overleden en vroeg een echtscheiding aan. Max, Margot en haar zoon werden kort na hun huwelijk overgebracht naar het concentratiekamp Theresiënstadt, zij hebben de oorlog overleefd. Eind augustus 1945 trad Max weer aan als directeur. Amper zeven weken later gebeurde er een tragisch ongeval waarbij Max en vijf andere medewerkers zijn omgekomen. De leiding van de fabriek werd overgenomen door voormalig adjunct-directeur J.T.A. de Jager, wiens vrouw ook bij het ongeval was omgekomen. Margot Kan-Briegel werd mededirecteur.
Monument op de Dam en Nationaal Holocaust Namenmonument te Amsterdam.
Door op tijd terug te treden uit het bedrijf en daarvoor Arische mensen aan te stellen, konden ze aan ontneming ontkomen. Hetgeen bij kleinere bedrijven soms oogluikend door de Duitsers werd toegestaan. Naast de textielfabriek aan de Parallelstraat 52-54 bezat de firma een huis met erf aan de Deurningerstraat 6. Dit werd namens de firma door directeur de Jager in 1946 voor het bedrag van 8.000 gulden verkocht aan G.J. Hekman, makelaar, uit Oldenzaal. De firma kocht na de oorlog ook enkele bouwterreinen, hier werden vier huizen gebouwd die in april 1953 werden verkocht. Een huis met erf en tuin aan de Asterstraat 19 werd voor 7.000 gulden verkocht aan B.H. Walvoort, chef op een textielfabriek, uit Oldenzaal. Drie huizen met erf en tuin, gelegen aan de Lyceumstraat 19-21-23 werden in april 1953 verkocht aan deels hun bewoners. Nummer 19 werd voor 8.000 gulden verkocht aan H.J. Mulders, technicus, uit Oldenzaal. Nummer 21 aan J.E.J. Bayer, handelsagent, uit Oldenzaal. En nummer 23 werd voor 8.750 gulden verkocht aan H. van der Liet, koopman, uit Noord-Berghuizen. De N.V. Textielfabriek W. Kan ging in oktober 1956 op in de N.V. Textiel-Associatie te Enschede. Op Parallelstraat 52 zat later Plasticon.