Albert is geboren in 1935 en woonde aan de Tulpstraat
Toen ik op 10 mei 1940 opstond, zei mijn moeder: “De Duitsers zijn gekomen.” Mijn vader stond al aan de straat, ik snel naar hem toe, En ik zag daar door de Tulpstraat richting Hengelosestraat collones Duitse voertuigen voorbij komen, begeleid door soldaten op motoren.
Met ingang van 30 juni 1942 mochten de Joden na 20.00 uur niet meer op straat zijn. Moritz Kaufmann zat in de zomer van 1942 op een stoel, geleund tegen de gevel van zijn huis aan de Tulpstraat 76, in de zon. Om 20.00 uur stond hij op, pakte zijn stoel, zette deze in de deuropening en ging weer in de zon zitten. Wij kinderen speelden daar in de buurt en het gebeuren heeft op mij indruk gemaakt. Zie ook de Stolpersteine die liggen op de hoek Bentinckstraat-Tulpstraat.
Op 1 april 1945 (eerste Paasdag) ging ‘s middags het gerucht dat je zomaar spullen uit de Radboudschool aan de Kloosterstraat mocht halen. De school was gevorderd door de Duitsers en werd gebruikt als opslagplaats. In de tijd daarvoor hadden we als jongens uit de buurt, die niet naar school hoefden, daar de Duitsers al geholpen spullen naar binnen te dragen. Eén van ons heeft toen op de WC een autobinnenband om zijn middel gerold, is weggelopen ermee en van die band hebben we later katapults gemaakt. Een heleboel mensen maakten de gelegenheid gebruik om hun slag te slaan. Mijn broer maakte een paar kinderschoenen en een rol voeringtextiel buit. Een buurman een kussensloop vol thee. Later, na de bevrijding, moest alles weer ingeleverd worden in een schuur aan de Langestraat, tegenover Kamphuis. Er liepen allemaal kerels rond in een blauwe overall met een armband, waarop stond BS (binnenlandse strijdkrachten).
‘s Avonds staken de Duitsers de school in brand en heb ik er huilend naar staan kijken vanuit ons huis. In de weken daarna haalden we halfverbrande autobanden uit de ruïne, brachten die naar de Rondweg en staken ze in brand in de schuilplaatsen die de Duitsers gemaakt hadden voor hun auto’s om tijdens een beschieting door Engelse vliegtuigen er in te schuilen.
Toen onze school door de Duitsers was gevorderd, kregen we les van Toon Borghuis, onze meester van de vierde, in de achterzaal van café Maotman aan de Ootmarsumsestraat. Voor en ook na de bevrijding.
Bevrijdingsfeest begin mei, Oldenzaal viert feest. Vuurwerk. Als jongens van 10 jaar wilden wij ook meedoen. In het Marthalager aan de Alleeweg, voorbij de Tankenberg links na de grote weiden van Boet in het Bos, was een opslagplaats van munitie van de Duitsers. In de oorlog bewaakt door krijgsgevangenen uit de Oekraïne die ‘vrijwillig’ dienst genomen hadden in het Duitse leger, net als de bezetters van Texel. Er staat bij het weggetje nog een herinneringsbord. De granaten, in mijn herinnering ongeveer een halve meter groot, waren 4 aan 4 verpakt in kisten en deze kisten lager weer in een overdekte kuil van ongeveer een meter diep. Direct na de bevrijding was er geen toezicht. Een groep grotere jongens leerde ons hoe we de brandplaatjes, het kruit, uit de hulzen konden krijgen: de blauwe knop voorop de granaat eraf draaien en weggooien, dat was de ontsteking. Daarna de granaat een paar keer tegen de boom slaan, dan viel hij van de huls en rolden de brandplaatjes er vanzelf uit. Oprapen en in de tas. Meenemen en thuis, op het Hooiland, achter elkaar leggen en de eerste aansteken. Het was inderdaad een lopend vuurtje. De laatste keer heeft jachtopziener Sukkel van Gelderman, die zag waar we mee bezig waren, onze tassen afgepakt. Onze ouders konden ze terugkrijgen aan de Bentheimerstraat 25. We hebben onze ouders nooit iets verteld. Als ik langs het graf van Sukkel loop, op het kerkhof aan de Hengelosestraat op weg naar het graf van mijn schoonouders, denk ik altijd: “Hij heeft onze tassen nog.”
De grotere jongens, ongeveer 17 jaar, konden het beter. Ze haalden ook brandplaatjes, maar namen ook een complete huls met granaat mee. De brandplaatjes werden op de Groote Markt, voor de winkel van Wienk naast het Kockstraatje, op een hoop gegooid met de granaat in het midden. Met de bedoeling dat de granaat omhoog zou vliegen bij het vuurwerk. Architect Frans Akone, toen waarnemend burgemeester, waarschuwde nog er mee op te houden. maar tevergeefs. De stapel vatte vlam. maar de granaat spatte midden op de markt uit elkaar. Een stuk of acht doden, waaronder waarschijnlijk die grotere jongens. Maar ook een aantal omstanders die alleen maar feest vierden, Dini Croonen en mijn klasgenoot Frans Nijhuis en een heleboel gewonden. Ikzelf heb de ontploffing niet meegemaakt, want ik moest op tijd thuis zijn en ik was al een half uur te laat. De knal hoorde ik in de Nagelstraat toen ik bij de timmerfabriek van Schwering liep. Mijn buurjongen Fons ter Laak mocht langer blijven en heeft erbij gestaan. In de dagen na de ramp was een etalage van Wienk provisorisch gerepareerd en lang er gevaarlijk oorlogstuig als waarschuwing uitgestald.
Dit zijn herinneringen in september 2019 zo uit mijn geheugen opgeschreven. Of ze juist zijn heb ik nooit geverifieerd.