Een andere kijk op de familie Gelderman
Als gids in het Palthe Huis wacht je eind september op een groep die je gaat rondleiden. Een kwartier voor de afgesproken tijd ben je aanwezig. De groep is er nog niet. Het is stralend mooi weer en je loopt de museumtuin in. Tussen al de bijeen verzamelde oude stenen valt je oog op een steen die je daar niet verwacht: een herdenkingssteen uit de Tweede Wereldoorlog. ‘Die hoort hier niet,’ denk je dan, ‘die hoort in de Herdenkingstuin.’ Met mijn smartphone zet ik de steen op de foto en stuur hem door naar Herman van der Toorn, want dat is de initiatiefnemer voor die mooie herdenkingsplek bij het Stadhuis. Het is het begin van een boeiende speurtocht naar het verhaal achter deze steen.
Toch maar eerst de moeilijk leesbare tekst op de steen ontcijferen. Er staat:
TER HERINNERING AAN MIJN GEVALLEN VRIENDEN 10 MEI 1940 – 5 MEI 1945
IK HEB DEN GOEDEN STRIJD GESTREDEN IK HEB DEN LOOP GEĖINDIGD
2 TIM 4:7 MEI 1946 C.M. GELDERMAN
Waar komt deze steen uit 1946 vandaan? Waarom ligt hij in de museumtuin? Wie zijn die ‘gevallen vrienden’? Vragen te over. Herman benadert lokale historici, die allemaal meezoeken en met enkele antwoorden komen. Een toevallige ontmoeting met een telg uit de Geldermanfamilie, Philip Gelderman, brengt al wat meer licht in de zaak. Hij verwijst ons naar twee dochters van C.M. Gelderman, Patty en Marjolein. Die bezoeken wij in Zweelo, de woonplaats van Patty. En zo komen we tot de volgende reconstructie van aangrijpende gebeurtenissen, die ten grondslag liggen aan deze steen.
Het is Christaan Maurits Gelderman, roepnaam Chris en geboren in 1907, die een jaar na de Bevrijding deze steen plaatst aan de vijver bij zijn woning Poort Bulten in De Lutte. Hij is medefirmant en directeur van de textielfabiek H.P. Gelderman & Zonen. Je ziet dat hij protestant is, getuige de Bijbeltekst uit de Tweede Brief van Paulus aan zijn vriend Timoteüs, letterlijk overgenomen uit de Statenvertaling, die toen in de Hervormde Kerk gebruikt werd. Maar wie zijn de ‘gevallen vrienden’, die de goede strijd gestreden en de loop geëindigd hebben?
Op 1 september 1939 valt Nazi-Duitsland Polen binnen. De Tweede Wereldoorlog begint. Drie dagen eerder wordt in Nederland de algehele mobilisatie afgekondigd: alle dienstplichtigen uit de lichtingen 1924 t/m 1939 moeten zich melden. Chris Gelderman moet de Oldenzaalse fabriek laten voor wat ie is en meldt zich. In de meidagen van 1940, als Hitler ons land zonder oorlogsverklaring binnenvalt, is Chris luitenant bij de motordienst die in Haarlem gelegerd is. Na het bombardement op Rotterdam met daaraan gekoppeld de capitulatie door generaal Winkelman zijn alle Nederlandse soldaten krijgsgevangenen. Ze moeten hun wapens inleveren, worden afgevoerd naar Duitsland, maar als gebaar van goede wil, onderdeel van de pogingen om de Nederlandse bevolking een gunstige indruk te geven van de Duitse bezettingsmacht, geeft Hitler op 4 juni persoonlijk de opdracht tot vrijlating van alle dienstplichtige soldaten. Wel moeten ze een verklaring overhandigen, dat zij door eigen arbeid of op een andere manier in hun eigen onderhoud kunnen voorzien. Voor Chris is dat geen probleem: hij keert terug in de directie van de Geldermanfabriek.
Intussen vormt zich direct na de capitulatie de eerste vorm van verzet: de OD of de Ordedienst. Opgezet door oud-militairen, die na het spoedig verwachte vertrek van de Duitsers letterlijk de openbare orde zouden moeten bewaren om chaos of revolutie te voorkomen. Maar de nazi’s vertrekken niet gauw en daarom gaat de OD over tot actief verzet door middel van sabotage, maar het belangrijkste wordt het verzamelen van inlichtingen over de vijand, die naar Engeland overgeseind worden. Er wordt een driemanschap gevormd, die leiding geeft aan deze verzetsorganisatie. Tot deze groep behoort de Haarlemmer G.H.J. Rooze, die wellicht de in Haarlem gelegerde Chris Gelderman daar heeft leren kennen. Men is op zoek naar leiders (‘commandanten’) in de provincie en Rooze zoekt in de herfst van 1940 Chris op in zijn woonplaats Oldenzaal. Chris is bereid het Districtscommando Twente op zich te nemen. Ook zegt hij toe om in Oldenzaal, Hengelo, Enschede en Almelo OD-afdelingen te vestigen en plaatselijke commandanten aan te stellen. Al gauw zijn er in ons land 19 gewestelijke commandanten, waarvan Chris er dus één is, die op zichzelf zijn aangewezen. Soms kent men elkaar, soms blijft de identiteit verborgen en dat is maar goed ook. In april 1941 wordt een groot deel van de OD-leiders gearresteerd, maar de Twentenaren blijven vooralsnog buiten schot. De nieuwe landelijke OD-leider wordt de conservatieve, autoritaire Schimmelpenninck, die Chris vertelt dat hij contacten met Londen onderhoudt en dat er voorbereidingen getroffen moeten worden in verband met een geallieerde invasie. Men gelooft dus nog steeds in een snelle beëindiging van de oorlog. Men vraagt Chris om geld voor het maken van armbanden. Dat weigert hij, maar wel levert hij in het geheim gratis 88 meter wit-oranje-blauwe stof die voor die armbanden prima geschikt zijn.
Berichten doorspelen naar Londen met een zender in het Roderveld (bij Rossum) of in de buurt van Poort Bulten in De Lutte is levensgevaarlijk. Om aan zenders te komen is er contact geweest met een op het Scheveningse strand afgezette geheim agent. De Wassenaarse verzetsgroep staat in contact met hem, maar wordt in februari 1942 opgerold. In het Twentse verzet helpt men in het grootste geheim geallieerde parachutisten, die uit hun neergeschoten vliegtuig ontsnapt zijn. Hen verbergen en vervolgens via een ingenieuze terugkeerroute verder helpen zijn eveneens levensgevaarlijke activiteiten. Districtscommandant Chris speelt bij dit alles een leidinggevende rol. Of een ontsnapte en voortgeholpen Amerikaanse staartschutter bij arrestatie door de Duitsers doorgeslagen heeft, of dat iemand van de Wassenaarse groep zijn mond voorbijgepraat heeft, weten we niet. Wel, dat Chris in zijn huis aan de Emmastraat op 13 maart 1942 opgepakt wordt. Bij de huiszoeking vindt men geen belastende informatie, terwijl op de hoge kast in de huiskamer een hele lijst met gegevens over de situatie rond Rotterdam klaarligt om doorgeseind te worden aan Londen. Bij zijn afscheid zegt Chris tegen zijn vrouw: “Ik kom terug.”
Hij wordt meegenomen voor verhoor door de SD (Sicherheits Dienst) in kamp Haaren (Noord-Brabant) en daar houdt hij vol: “Ik heb niets gedaan.” Na 6 weken gaat hij naar de beruchte Scheveningse gevangenis, die de bijnaam het ‘Oranjehotel’ gekregen heeft. ‘In deze bajes / zit geen gajes, / maar Hollands glorie / potverdorie!’ kalkt een anoniem gebleven iemand op de muur van deze gevangenis. En deze onbekende heeft gelijk: hier zit geen boeventuig gevangen, maar ondergaan de beste mensen vreselijke martelingen bij hun verhoor. Hoe dat met Chris gegaan is, weten we niet. Wel dat hij schuldig wordt bevonden aan verzet tegen de Duitse overheersing en daarop staat de doodstraf. Hij belandt in een dodencel.
De Duitsers willen de eerste twee jaar geen slechte indruk maken door het regelmatig bekendmaken van lijsten met geëxecuteerden. Men besluit om velen van hen een ‘doodstraf op termijn’ te geven. Het is niet de bedoeling dat ze ooit nog vrij komen. Ze worden ‘Nacht und Nebel’ gevangenen genoemd: hun vonnis wordt dus niet snel en massaal voltrokken, maar ze zullen spoorloos en stilletjes -in nacht en nevel- verdwijnen. De familie mag niet op de hoogte worden gebracht van hun verblijf of van hun overlijden. Correspondentie is verboden.
Chris is zo’n ‘NN-Häftling’ en de familie blijft in het ongewisse over zijn lot. Na ruim 5 maanden in Scheveningen wordt hij voor 3 maanden ‘opgeborgen’ in kamp Amersfoort en vandaar gaat hij begin 1943 naar Kamp Vught. Hier blijft hij 2 maanden en verdwijnt dan weer voor een half jaar in het nabijgelegen kamp Haaren. Begin oktober gaat hij weer naar kamp Amersfoort. Op 26 oktober 1943 vindt het transport plaats naar concentratiekamp Natzweiler-Struthof, waar hij bijna een jaar zal verblijven. Voor de Fransen heet dit kamp ‘Le Struthof’, maar algemeen is het bekend als Natzweiler. Het kamp ligt in de Elzas (Frankrijk), zo’n 55 km ten zuidwesten van Straatsburg, verscholen op een 800 meter hoge noordhelling van een vroeger skioord. Het is geen vernietigingskamp, zoals Auschwitz of Sobibor, maar een werkkamp. In de hooggelegen steengroeven bevindt zich roze-rood graniet, dat uit de rotsgangen moet worden gehakt voor de schitterende bouwwerken die architect Albert Speer in gedachten heeft voor de nieuwe wereldhoofdstad Germania bij Berlijn.
De nazi’s laten de Nacht und Nebel gevangenen bezwijken onder barbaarse arbeid. Ze moeten zich in hun gestreepte kleding eigenlijk letterlijk doodwerken. Ook al is het geen vernietigingskamp, hier geldt wel het parool: ‘Vernichting durch Arbeit’. In de ‘Steinbruch’ laten velen het leven door uitputting, of omdat ze doodgeslagen worden door sadistische bewakers. Op de collage krijg je een huiveringwekkend beeld van dit kamp. Er is ook een gaskamer en een crematorium, maar die worden alleen gebruikt voor de ruim 100 Joden en zigeuners, die uit Auschwitz zijn overgebracht. Zij ondergaan talloze medische experimenten, die worden uitgevoerd onder leiding van een Duitse professor aan de Universiteit van Straatsburg. Ze worden onderworpen aan tests met hormoon-preparaten of medicijnen tegen tyfus en andere ziekten. De meesten bezwijken aan de gevolgen van die experimenten en eindigen, soms via de gaskamer, in het crematorium.
Hoe vergaat het Chris in dit afschrikwekkende kamp? Bij aankomst gaat hij met de hele groep direct naar de douche. Alles moet je achterlaten en na het douchen wordt iedereen streng gecontroleerd: de bewakers kijken in je mond en zelfs in je rectum, of er niets is binnengesmokkeld. Dan moeten ze met de armen omhoog en de vingers gespreid naar een aangrenzende ruimte lopen, waar ze worden kaalgeschoren en gedesinfecteerd. Ze krijgen hun kleren: een gestreept jasje, broek, klompen en niet te vergeten, een muts. Die muts is belangrijk. Na elk appèl, als alle ‘nummers’ geteld zijn, wordt er geschreeuwd: “Mutsen àf!” Als dat niet gelijktijdig gebeurt, wordt het commando eindeloos herhaald tot het wel goed gaat en dat kan wel een hele tijd duren. Als je door het kamp loopt en je komt een SS-er tegen, dan moet je direct je muts afnemen.
De blokoudste is een BV-er (beroepsmisdadiger, te herkennen aan de groene driehoek) en legt de kampregels uit. Ziek worden kan hier niet, want dan ga je ‘durch den Kamin’. Ook belangrijk is dat je ‘Sauberkeit’ in acht moet nemen en je blindelings onderwerpt aan de kampdiscipline. Iedereen krijgt nu zijn eigen kenmerk. Voor Chris is dat een rode driehoek (voor politieke gevangenen) met de hoofdletter N (Nederland) er op en daaronder zijn kampnummer 05574. Vanaf nu is hij geen mens meer: hij is een nummer. Dit embleem moet hij ‘model’ op zijn jasje naaien. Dan komt de Kapo met een bus rode verf en een verfkwast. Ze moeten elkaars kleren beschilderen. Op de rug komt een groot kruis: in de linker- en rechteropening komt de letter N. Op beide broekspijpen moeten ze even boven kniehoogte ook de letter N zetten. Nacht und Nebel! Vanaf nu ben je een getekende, op 100 meter afstand direct te herkennen als NN-gevangene. Het kampnummer wordt blijvend getatoeëerd op de linker arm.
Toch heeft Chris geluk, want de Duitsers hebben al gauw door, dat hij over een talenknobbel beschikt. Voor de oorlog heeft hij perfect Duits, Frans en Engels leren spreken in een dure Zwitserse kostschool. Het Engels is nog geperfectioneerd door een wekenlang verblijf in Amerika, waar hij zelfs het ‘slang’ (de groepstaal van de donker gekleurde bevolking) snel onder de knie krijgt. In Oldenzaal schakelde hij trouwens in de contacten met zijn werknemers heel gemakkelijk over in het Twents. Waarschijnlijk krijgt hij door zijn talenkennis in Natzweiler een kantoorbaan, zodat de verschrikkingen van de steengroeven hem bespaard gebleven zijn.
Overdag is hij te vinden op de administratie, gebouw 4 op de plattegrond, net boven de terrasvormig boven elkaar gelegen barakken. Natuurlijk neemt hij de ellende van de steengroevewerkers waar, zeker als in de winter de kou op de noordhelling toeslaat als de gevangenen in hun dunne kleding naar boven gedreven worden. IJzige koude is een nog grotere kwelling dan honger, want anders dan honger kun je de kou niet even vergeten. Voeg daarbij het continue voedseltekort en de slechte sanitaire voorzieningen, en je begrijpt, dat van de 590 Nederlandse NN-gevangenen er hier 280 gestorven zijn.
Maar net als alle andere Häftlinge moet Chris ‘s morgens en ’s avonds op het appel verschijnen in kou, hitte of regen, strak in het gelid staand voor zijn barak met het zicht op de galg (nr. 16 op de plattegrond) en als het al donker is in het felle licht van de schijnwerpers. Dat appèl duurt vaak een half uur, want alle ‘nummers’, dood of levend, moeten aanwezig zijn.
Als na D-day (6 juni 1944) de Geallieerden Frankrijk binnenvallen wordt de situatie hachelijk voor Natzweiler, het enige Duitse concentratiekamp op Frans grondgebied. Het Duitse Westfront staat op instorten. Dit kamp wordt in september ’44 niet bevrijd, maar ontruimd. In alle haast worden de bewoners van de houten barakken naar Dachau, even ten noorden van München, getransporteerd. Chris blijft daar hooguit een week. Hij krijgt hier een nieuw nummer: 103861. Deze verplaatsing naar Dachau is dermate groot, dat dit kamp overvol wordt. Er is geen tijd om het nieuwe kampnummer in de linkerarm van Chris in te branden. Nog geen week later, op 14 september, wordt hij daarom met een grote groep doorgevoerd naar Mauthausen, het grootste concentratiekamp op Oostenrijkse bodem. Dat is een soortgelijk werkkamp: ook hier moeten slecht gevoede gevangenen onmenselijk hard werken in steengroeven.
Wat Chris bij aankomst niet weet, is dat zijn zwager Karel Beukema toe Water (de man van zijn zus Clara) kort daarvoor op 6 september in ditzelfde kamp samen met 46 lotgenoten geëxecuteerd is. Karel is twee jaar daarvoor als geheim agent en marconist vanuit Engeland ‘gedropt’ in de buurt van Rijssen. In het kader van het zg. ‘Englandspiel’ van de Duitse contraspionagedienst zijn hij en nog 53 andere Nederlandse geheim agenten direct na hun landing in Nederland gevangen genomen. Hoe het hun vergaan is lees je op de beide plaquettes. De bovenste bevindt zich op het Binnenhof in Den Haag en eronder staat de tekst die de Nederlandse Oorlogsgravenstichting in kamp Mauthausen heeft geplaatst. Wel hoort Chris niet lang daarna van Nederlandse medegevangenen, dat deze 47 verzetsstrijders op weg naar hun executieplaats, tot grote ergernis van de SS-bewakers, luidkeels het Wilhelmus zongen… om stil, heel stil van te worden.
Dit artikel verscheen eerder in ‘Ons Oldenzaal. in deel 2 volgen we Chris verder op zijn helse tocht en komen we achter het ‘waarom’ van de door hem geplaatste herdenkingssteen.