- Geboren 07-07-1894 te Oldenzaal
- Overleden 31-10-1944 te Vierhouten – 50 jaar
- D.v. Herman Weijl, slager, en Jansje Poortje
- Gehuwd in 1914 met Arnold de Leeuw, veehandelaar
Louisa was de oudste uit een gezin met twee kinderen, dat woonde aan de Molenstraat 9 te Oldenzaal. Haar moeder overleed in 1915 te Oldenzaal. Haar vader hertrouwde in 1916 met Rika Groenberg, hij overleed in augustus 1940 te Den Haag.
Ze woonde na haar huwelijk in Almelo. Samen kregen ze drie kinderen. Ze woonden laatstelijk aan de Schuttenstraat 19 te Almelo. Hun gehandicapte zoon Herman overleed in 1939 te Almelo. Betje Weijl-de Leeuw was een tante van Arnold, haar man Maurits was een broer van de vader van Louisa.
Tijdens de oorlog besloot de familie onder te duiken. Ze zaten eerst ondergedoken langs een wal in een bos bij Almelo. Toen het te koud werd, zijn ze naar verschillende onderduikadressen in Almelo gegaan. Louisa kwam met haar man bij de familie Wagenvoort, zoon Johan bij de familie Ottema aan de Veldkampsweg en dochter Hermina kwam met haar verloofde Heinz Löwenhardt aan de Wierdenseweg. Toen de laatste twee daar weg moesten, kwam Hermina ook bij de familie Ottema en Heinz bij de familie Wagenvoort. Omdat Hermina graag bij haar verloofde wilde zijn, ruilden broer Louis en verloofde Heinz van onderduikadres. Toen de jacht van de Duitsers op Joodse onderduikers toenam, bleek het bij de familie Wagenvoort niet meer veilig te zijn. Louisa, haar man en zoon Johan werden door de ondergrondse naar het Verscholen dorp bij Vierhouten gebracht, ook wel het ‘Pas Op-kamp’ genoemd naar de Pas-op-weg.
Het kamp bestond uit negen hutten, sommige half-ondergronds, andere geheel boven de grond. Omdat de hutten in een zeer dicht bos van jonge dennen stonden, werden ze aan het oog onttrokken. Tachtig tot honderd mensen die op de vlucht waren voor de Duitse bezetter hebben in wisselende samenstellingen hier een veilige plaats gevonden tussen april 1943 en oktober 1944. Het kamp bood onder andere onderdak aan joden, verzetsmensen, geallieerden, een Rus en een Duitse deserteur. Op zondag 29 oktober 1944 werd het onderduikerskamp ontdekt door twee SS’ers die op zoek waren naar wild. Zij hoorden het geluid van houtzagen en houthakken in het bos en vonden dat verdacht. Ze gingen op het geluid af en zagen net een jongen die in het andere vak water was gaan halen een brandgang oversteken. Na een kort verhoor lieten ze de jongen gaan en gingen naar vakantieverblijf De Paaschheuvel, waar twee- tot driehonderd Nederlandse S.S.’ers bivakkeerden, om versterking te halen. Zij dachten namelijk dat ze gestuit waren op een kamp vol ‘gevaarlijke terroristen’. Van de ruim 80 mensen in het kamp werden uiteindelijk acht joodse bewoners gevangengenomen en opgesloten in de kelder van De Paaschheuvel. Daar overleed Kaatje Gompes-Schoonhoed en werd Max Gompes vermoord. De anderen moesten, samen met een executiepeloton, naar het ‘Pas-Opkamp’ lopen, om daar gefusilleerd te worden. Ongeveer één kilometer buiten Vierhouten ontstond een schermutseling, toen twee van de onderduikers probeerden te vluchten. Eén van hen werd op de vlucht doodgeschoten, de ander keerde terug toen zijn 6-jarig zoontje begon te schreeuwen. Er werden drie kuilen gegraven waar de onderduikers in moesten gaan liggen. Vervolgens werden zij doodgeschoten.
Holocaustslachtoffer, evenals haar man en hun zoon Johan. Dochter Hermina heeft met haar man de oorlog overleefd. Haar stiefmoeder Rika is omgekomen. Ook haar broer Louis is met zijn vrouw omgebracht, hun drie kinderen hebben de oorlog overleefd. Van de familie van haar man is zijn broer Michael met deels zijn gezin omgekomen. Zijn broer Iwan heeft met zijn vrouw Adela ten Brink de oorlog overleefd.
Begraven: Algemene Begraafplaats te Almelo.
Monument aan de Tongerenscheweg te Vierhouten..
Monument op de Joodse Begraafplaats en oorlogsmonument te Almelo.
Nationaal Holocaust Namenmonument te Amsterdam.