- Geboren 29-08-1893 te Oldenzaal
- Overleden 23-07-1943 te Sobibor. Polen – 49 jaar
- Z.v. Salomon Cutzien, pettenmaker, en Franziska Lilienfeld
- Gehuwd in 1941 met Hedwig Strauss
Het gezin woonde met hun drie kinderen aan de Bisschopstraat 12a te Oldenzaal. Hun eigenlijke naam was Cutzien, maar ze noemden zich Krukziener. Zijn vader overleed in 1903 te Oldenzaal, hij was een zoon van Aron Mozes Cutzien en Johanna Themans. Zijn vader had samen met zijn broer Salomon en halfbroer Mozes een pettenfabriek. Zijn moeder Franziska is met de kinderen eind september 1910 naar Zutphen verhuisd, zij verhuisde een jaar later naar Hannover.
Louis vertrok in 1911 naar de familie Lilienfeld in Minden en later naar zijn moeder in Hannover. In november 1917 vertrok hij als handelsreiziger naar Rotterdam en in 1918 naar Gouda. Hij is later weer naar Duitsland vertrokken. Vanaf 1920 woonde hij op verschillende adressen in Amsterdam, waarbij hij tussendoor ook regelmatig bij zijn moeder in Hannover verbleef.
Op 1 april 1941 trouwde hij met de weduwe Hedwig Strauss, modiste en moeder van de twee zoons Isaak Kurt en Simon. Haar man Ferdinand Niedermann was in augustus 1939 te Amsterdam overleden. Het gezin was in 1933 vanuit Duitsland naar Nederland gekomen. Louis woonde aan de Rijksstraatweg 1 te Blaricum. Op dit adres werd het personeel van sanatorium Hoog-Laren ondergebracht, mogelijk dat Louis hier als ‘wasverzender’ werkte. Zijn vrouw overleed op 07-05-1941 in Amsterdam. In november 1942 moest Louis gedwongen verhuizen naar Amsterdam, waar hij woonde aan de Vechtstraat 60.
Louis Cutzien was ondergedoken in pension Elja-Zamy aan de Van Golsteinlaan 18 in Ugchelen. In de nacht van 14 op 15 juli 1943 vond hier een inval plaats. Hij werd gearresteerd en kwam op 16 juli in kamp Westerbork terecht. Hij ging op 20 juli op transport naar het concentratiekamp Auschwitz, waar hij kort na aankomst werd omgebracht.
Holocaustslachtoffer, evenals zijn moeder. Ook zijn broer Adolf overleed tijdens de oorlog. Zijn vrouw Hedwig Strauss overleed in mei 1941. Haar zoon Isaak Kurt is tijdens de Holocaust omgekomen, haar zoon Simon heeft de oorlog overleefd. Van haar familie zijn vier zussen omgekomen. Drie broers en een zus hebben de oorlog overleefd.
Monument te Blaricum.
Nationaal Holocaust Namenmonument te Amsterdam.
* Zijn stiefkinderen Isaak Kurt en Simon Niedermann hadden zich aangesloten bij de Zionistische jongeren, de Palestina-pioniers. Palestina-pioniers waren Joodse jongeren die zich door het volgen van een agrarische opleiding voorbereidden op migratie naar het toenmalige Palestina, sinds 1948 opgesplitst in Palestina en Israël. Hiervoor liepen ze stage als landbouwersknecht bij diverse boeren. Isaak Kurt was aangesloten bij de groep die bij boeren in het Zeijerveld bij Assen werkten. Toen de dreiging van deportatie te groot werd, vluchtte hij naar Deventer waar het hoofdkantoor van de Palestina-pioniers was gevestigd. Met hulp van de Westerweel-groep vond hij een onderduikplaats in Gorssel. Hier werd hij alsnog opgepakt en naar kamp Westerbork gebracht. Op 6 november 1942 ging hij op transport richting Auschwitz. Hij kwam in het subkamp Blechhammer terecht, waar werd gebouwd aan een nieuwe chemische fabriek. Hier is hij op 21-01-1945 omgekomen.
Zijn broer Simon was een pionier van de Wieringermeer, een agrarisch opleidingscentrum opgericht om Duitse vluchtelingen tussen de 18 en 24 jaar op te vangen. Hij is half juli 1939 met het schip de ‘Dora’ naar Palestina vertrokken. Het was een schip met meer dan 300 Joodse vluchtelingen uit Nazi-Duitsland aan boord, en ongeveer 20 Nederlandse Joden. Het schip ging naar Antwerpen en Vlissingen en haalde daar nog zeker 200 Duits-Joodse vluchtelingen op. Het was het laatste schip met vluchtelingen, dat uit Nederland vertrok. Hij heeft de oorlog overleefd.
In de voormalige gemeente Weerselo hebben 36 Palestina-pioniers bij boeren gewerkt. Van hen hebben er 25 de oorlog overleefd. Dit mede dankzij het feit dat ze jong, sterk en goed georganiseerd waren. Twee van de ‘Weerseloërs’ waren actief bij de verzetsgroep van Joop Westerweel, waarvan Max Windmuller wel de bekendste was. Hij heeft dit met de dood moeten bekopen. Acht van de 25 overlevende pioniers zijn eveneens met de ‘Dora’ gevlucht.