- Geboren 09-07-1866 te Almelo
- Overleden 21-05-1943 te Sobibor, Polen – 76 jaar
- Z.v. Karel van Baren, koster, en Hester Meibergen
- Gehuwd in 1897 met Betje Marianna Kolthoff
Jacob kwam in mei 1888 als godsdienstonderwijzer en voorzanger naar Oldenzaal, tevens was hij secretaris van de Israëlische gemeente. Hij woonde bij de familie Kan-Neuburg aan de Grootestraat 28. In mei 1891 vertrok hij naar Assen.
Hier werkte hij als leraar Hebreeuws aan het Gymnasium en geestelijk verzorger van Israëlische gevangenen. Na zijn huwelijk zijn hier twee kinderen geboren. In 1920 vertrok hij voor zijn werk ze naar Hilversum. Hier voerde hij ook het correspondentschap voor de Vereniging van Joodsche Gezinsvoogden. Eind 1936 vertrok hij met zijn vrouw naar het Centraal Tehuis voor Israëlieten aan de Oosthaven 31 te Gouda. Hij werd bij zijn vertrek uit Hilversum bevorderd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Vanaf juli 1940 woonden ze aan de Prof. Tulpstraat 23 te Amsterdam in het pension van de familie Samas-Salomonson en vanaf september 1942 aan het Weesperplein 1. Zijn vrouw overleed op 09-09-1942 na langdurige ziekte te Apeldoorn.
Zijn zoon Carel werd in 1926 benoemd tot secretaris van het kerkbestuur te Den Haag, eerder was hij advocaat te Assen. Hij was reserve-kapitein in de Koninklijke Landmacht en met zijn regiment betrokken bij de strijd rond vliegveld Valkenburg te Zuid-Holland. Hij werd met zijn gezin op 11 september 1942 als een van de eersten uit Den Haag op transport gesteld vanwege zijn weigering om mee te werken aan de lijst voor eerste transport. Hij stierf op 15-03-1943 te Schöppinitz, Polen. Een Joods werkkamp zo’n 80 kilometer van het concentratiekamp Auschwitz. Hier werd onder zeer zware omstandigheden gewerkt voor de firma Haage bij de aanleg van de spoorbaan Berlijn-Krakau.
Zijn zoon Benedictus was directeur van de N.V. Meubelindustrie Mak & van Engers en tot zijn overlijden werkgeversvoorzitter van de meubelindustrie. De fabriek leverde aan de rijksoverheid, postkantoren, maar ook het Rijksmuseum en diverse synagogen en kerken. Hij overleefde met zijn gezin op wonderbaarlijke wijze. Hij was met zijn gezin toegelaten tot de ‘Barneveldlijst’ . Een poging om ook zijn vader op deze lijst te krijgen was helaas niet gelukt.
Jacob kreeg door zijn functie uitstel van transport maar kwam op 6 mei 1943 alsnog in kamp Westerbork – barak 76. Op 18 mei werd hij op transport gesteld naar het concentratiekamp Sobibor, waar hij kort na aankomst werd omgebracht.
Holocaustslachtoffer, evenals zoon Carel met zijn gezin, en zijn zussen Henriette en Selly met hun gezinnen. Zijn zoon Benedictus heeft met zijn gezin de oorlog overleefd. Evenals zijn zus Nanette met haar kinderen.
Plaquette en Stolpersteine te Gouda.
Monument op de Dam en Nationaal Holocaust Namenmonument te Amsterdam.
* Barneveldlijst
Ook wel de lijst van Frederiks en van Dam. Karel Johannes Frederiks was secretaris-generaal van het departement van Binnenlandse Zaken en Jan van Dam secretaris-generaal van het departement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming. Een uitzonderlijke positie binnen de Nederlandse samenleving kon ervoor zorgen dat men geplaatst werd op deze lijst van mensen die werden uitgezonderd van transport. Natuurlijk speelden de juiste connecties ook een rol. Dit werd om politieke redenen door de Duitsers toegestaan, hoewel de lijst wel steeds meer werd uitgebreid.
Uiteindelijk stonden er zo’n 700 mensen op deze lijst. De mensen die in 1942 op de lijst terecht kwamen, bleven eerst gewoon thuis wonen. In de loop van 1942 begon deze praktijk steeds meer te wringen met het gegeven dat er in Nederland buiten Amsterdam of de kampen nauwelijks meer Joden te vinden waren. Eind 1942 werden enkele mensen op de lijst ondanks hun vrijstelling tijdens een razzia opgepakt en naar Westerbork gestuurd. Het leek Frederiks het beste de mensen op de lijst op één locatie bijeen te brengen.
Zij werden ter bescherming geïnterneerd in kasteel de Schaffelaar of in Huize de Biezen te Barneveld. Maar ook zij kwamen op 29 september 1943 op transport naar kamp Westerbork. Ze hoefden voorlopig niet bang te zijn voor deportatie en kwamen in aparte barakken. In september 1944 werd de groep alsnog doorgestuurd naar het concentratiekamp Theresienstadt. In mei 1945 zou er nog een deportatie naar kamp Auschwitz volgen, maar ook daar ontkwamen ze aan vanwege hun speciale status. De meesten hebben de oorlog overleefd, zo ook Benedictus van Baren met zijn gezin.
Na zijn terugkeer nam Benedictus in 1945 de leiding van de zaak weer over. Hij overleed in 1960 te Rotterdam. Zijn overlijden had overigens ook met de oorlog te maken. Hij was toen nog steeds voorzitter van de Centrale Bond van Meubelfabrikanten. In die hoedanigheid werd hij geacht een beurs in Keulen bij te wonen. Dit leverde bij hem veel spanningen op. Hij werd dringend verzocht in belang van ‘s lands economie toch naar Duitsland af te reizen en de beurs te bezoeken. Hij werd door zijn dochter bij Station Rotterdam-Noord afgezet. Bij thuiskomst kreeg ze een telefoontje dat hij op het station een hartaanval had gekregen en ter plekke was overleden.