Over de vluchtelingenhulp en de pilotenlijn van Gerhard Olde Loohuis, in 2011 geschreven door Hans Lenderink
Boerderij Noord Berghuizen nr. 136 – Ten noorden van Oldenzaal splitst zich over de rondweg de straat, rechts naar Rossum en Ootmarsum, links naar Weerselo. Aan de straatweg naar Weerselo staat na ongeveer 100 meter aan de rechterkant de boerderij van de familie Olde Loohuis. De weg loopt als het ware over het erf. De bij de boerderij behorende schuur, met aan de voor-en achterkant een niendeur, staat aan de overkant van de weg. Het gezin bestaat uit vader, moeder en zes kinderen, vier jongens en twee meisjes. Twee van de jongens, Johan en Gerhard, zijn onderwijzer de andere twee, Fons en Frans, studeren voor priester. De twee meisjes, Marietje en Truus, wonen ook nog thuis.
De Grebbeberg – Dan breekt de Tweede Wereldoorlog uit. Op 7 mei 1940 werden alle verloven van militairen ingetrokken. Gerhard die als sergeant had gediend werd ook opgeroepen. Toen de Duitsers op 10 mei Nederland binnenvielen, dacht men de overmacht van troepen nog te kunnen tegenhouden. Gerhard vocht met zijn maten op de Grebbeberg. Zij moesten zich op een gegeven moment terugtrekken en de strijd opgeven. Tegen de overmacht was men niet bestand. De Duitsers dwongen met de bombardementen op Rotterdam Nederland op de knieën. Op 14 mei 1940 capituleerde Nederland. In een door het oorlogsgeweld verlaten boerderij op de Grebbeberg hebben hij en zijn kameraden gegeten van de levensmiddelenvoorraad op de boerderij. Gerhard schreef de boer een brief. Bedankte hem voor het eten en excuseerde zich gelijktijdig. Ook liet hij zijn adres achter in de hoop nadien wat van de mensen te horen. Hij en zijn kameraden werden krijgsgevangen genomen en afgevoerd naar Duitsland
Kamp Luckenwalde – Gerhard kwam in het kamp Luckenwalde terecht. Hij heeft daar nog vier maanden verbleven. De krijgsgevangenen hadden het niet bijzonder getroffen. Slecht eten en er was geen bestek om mee te eten. Om de tijd te doden sneed de creatieve Gerhard uit hout een lepel en vork. Augustus 1940 werden de krijgsgevangenen op transport gesteld naar Nederland. Toen hij in de gaten kreeg dat de trein niet in Oldenzaal zou stoppen, heeft hij ter hoogte van de Koppelboer een brief uit de trein gegooid waarin hij meldde dat hij in Hengelo uit de trein zou worden gelaten. Hij gooide juist daar de brief uit de trein, omdat hij hoopte dat zijn neven Schopman, die aan de spoorweg woonden, de brief zouden vinden en zijn ouders zouden verwittigen. Dat gebeurde inderdaad, waarop zijn broer Johan naar Hengelo fietste om hem op te halen. Op het station kon Johan hem niet direct vinden. Door het slechte eten was hij sterk vermagerd en een grote baard maakte hem daarbij onherkenbaar.
Thuis – In het begin van de oorlog was het leven betrekkelijk rustig. Gerhard ging weer naar school. Maar van rust was bij Gerhard geen sprake. Door wat hij tijdens de gevechten op de Grebbeberg en in zijn krijgsgevangenschap heeft moeten ervaren, had hij besloten zich niet bij de situatie neer te leggen. Hij sloot zich aan bij het verzet. Het begon met het vervaardigen van valse documenten, samen met de Oldenzaalse boekhandelaar Bruggeman die de benodigde materialen kon leveren. Broer Fons werkte in de oorlog bij de ONOG. Als buschauffeur bracht hij arbeiders naar fabrieken in Nordhorn. Hierdoor kwam hij soms op de fabriekskantoren. Als hij de gelegenheid kreeg, nam hij blanco documenten en stempels weg, die broer Gerhard goed kon gebruiken bij het vervalsen van de benodigde documenten voor verzetsstrijders en onderduikers.
Franse vluchtelingen – Uit Duitse krijgsgevangenkampen komt in 1941 een grote stroom vluchtelingen op gang, veelal Fransen. Bij Bentheim liep het spoor omhoog, waardoor de trein aan snelheid verloor en velen de gelegenheid te baat namen om van de trein te springen. Ook probeerden ze door de bossen Nederland te bereiken. Vaak werden ze opgepikt door boeren in het grensgebied. Omdat men ze niet kon verstaan werden ze doorverwezen naar onderwijzers, die vaak de Franse taal machtig waren. Vluchtelingen werden verwezen naar het verzamelpunt, de melkfabriek in Rossum. De Rossumse winkelier Jan Vos ontfermde zich in eerste instantie over hen. Indien nodig konden ze bij hem overnachten. Tevens gaf hij hun kleren zodat ze er als gewone burgers uitzagen. Daarna werden ze doorverwezen naar onderwijzer Gerard Olde Loohuis, die woonde op de ouderlijke boerderij nabij Oldenzaal.
Het gezin Olde Loohuis telde twee onderwijzers ( Gerhard en broer Johan) en twee priesterstudenten (Fons en Frans). Omdat ze allen de Franse taal machtig waren, was het een uitgelezen adres om de vluchtelingen op te vangen. Gerhard was de ‘eigenlijke’ leider. De vluchtelingen werden niet op de boerderij ondergebracht. De boerderij lag direct aan de straat, te gevaarlijk. Achter de boerderij lag ‘de Hooge Esch’ met omhooglopende akkers aan de ene kant en een bos aan de andere kant. In dat bos stond een schuur, goed verscholen. Hier werden de vluchtelingen ondergebracht en door de zussen Olde Loohuis verzorgd en van eten voorzien. Er werd naar middelen gezocht om de vluchtelingen verder te helpen richting Frankrijk. Ze werden van valse documenten voorzien. Routes werden uitgestippeld. Dan werden treinkaartjes gekocht en Truus, Marietje of Gerhard zelf gingen mee tot Tilburg. Voor de veiligheid werd onderweg gedaan alsof men elkaar niet kende. Vanaf Tilburg werden de vluchtelingen naar een afgesproken plek ‘het witte huis’ op de weg naar Goirle gebracht, waar ze werden opgevangen en verder geholpen door de Belgische verzetsgroep de ‘Witte Brigade’. De tocht naar Frankrijk duurde doorgaans een dag of drie, vier. Veel vluchtelingen stuurden een kaartje als ze behouden waren aangekomen.
Als een geholpen vluchteling in Parijs werd gearresteerd en werd teruggestuurd naar Duitsland vertelde hij daar over Olde Loohuis en gaf aan mensen die wilden vluchten als betrouwbaar adres de melkfabriek in Rossum op. De directeur van de melkfabriek, Bossink, was de aanstaande schoonvader van Gerhard. Als daar vluchtelingen aankwamen werden ze, zoals eerder omschreven, opgevangen door Jan Vos, waar ze bij konden komen van hun ontberingen. Vervolgens werden ze doorgegeven aan Olde Loohuis. Om infiltratie van verkeerde elementen te voorkomen, onderwierp hij ze eerst aan een grondige ondervraging alvorens ze onder te brengen bij de boerderij van zijn ouders.
Pilotenlijn – Ook zijn er wel Engelse piloten opgevangen. Zo herinnert Marietje Olde Loohuis zich dat een motor met zijspan kwam aanrijden. Ze vertelt: “Op de motor zat een Duitser, in de het zijspan een man”. De motor reed dan de aan de voor- en achterkant met een niendeur voorziene schuur binnen. Aan de achterkant kwam de motor er alleen weer uit. Het was een actie van de illegaliteit. Op de motor reed een verzetsman in Duits uniform die een Engelse piloot bij Olde Loohuis in veiligheid bracht. Een gezien de omstandigheden gelukkige bijkomstigheid was dat Marietje Olde Loohuis tijdens de oorlog aan tuberculose leed. Ze moest hierdoor veel rusten en revalideerde daarvoor meestal in een bij de boerderij gebouwd tenthuisje. De Duitsers waren hiervoor als de dood en meden de boerderij.
De strenge winter van 1943 – Bij Olde Loohuis kwamen veel mensen over de vloer, op de boerderij wel te verstaan. Gelegen aan de weg naar Weerselo kwamen er met name in de winter van 1943, toen er grote voedselschaarste was veel mensen aan de deur om eten. De boerderij met vijf koeien, varkens en kippen leverde eten genoeg op. Daarnaast verbouwde vader Olde Loohuis rogge en aardappels. Iedereen kon altijd wat te eten krijgen. Als het brood op was, ging vader Olde Loohuis met een zakje vol meel naar Reerink. Hij kwam dan met brood weer terug.
Wapendroppings – “Gerhard was ’s avonds altijd weg”, vertelde zijn zus Marietje. Waar hij was wisten we niet. Uit veiligheid vertelde hij dat niet, noemde ook nooit namen, of alleen een voornaam die vaak ook nog gefingeerd was. Wel wisten we dat hij bij wapendroppings aanwezig was. Marietje herinnert zich dat als er droppings op komst waren, die via Radio Oranje in een afgesproken code gemeld werden. “We zaten dan bij de radio”, vertelde ze. “De code werd twee keer doorgegeven. Om 14.00 uur voor de eerste keer en als om 19.00 uur de code werd herhaald ging de dropping door.” Op het einde van de oorlog is de zaak verraden. De Duitsers waren ijverig op zoek naar de gedropte wapens. Een beruchte N.S.B.’er uit Ootmarsum ontdekte op boerderij Paus (familie Evers) in Vasse onderduikers, waaronder Geert Schoonman (controleur afwerpterreinen) en Chiel Ploeger. Ook twee zoons van Evers werden meegenomen. In de nacht van 6 op 7 oktober 1944 zouden in de buurt wapens gedropt worden. Door hun arrestatie heeft de dropping niet door kunnen gaan. Gerhard Olde Loohuis belde voor de dropping bij de buren naar het contactadres. Hij kreeg een Duitser aan de telefoon en legde direct de haak erop. De zaak was verraden, constateerde hij. Van de overval bij boerderij Paus in Hezingen hoorde hij pas later.
Troelstra – Bij de overval op boerderij Paus werden ondergedoken Joden (de familie Menco uit Almelo) en verzetsmensen gearresteerd. Een van die verzetsmensen was Marius Troelstra, een in Oldenzaal wonende wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee. Hij werd overgebracht naar het Vliegveld Twente. Door een meisje uit Oldenzaal dat op het vliegveld werkte, is hem ongemerkt een vijl bezorgd. Toen hij een dag later door twee SD’ers voor verhoor naar Enschede werd gebracht, heeft hij onderweg op een onverwacht moment de vijl uit de mouw van zijn jas getrokken en heeft in een gevecht op leven en dood de twee SD’ers uitgeschakeld. Hij vluchtte op een gestolen fiets. Via de bossen is hij in het Kerkebos in de Lutte terechtgekomen. Tot het donker hield hij zich daar schuil. Hij waagde het bij kruidenier Sweerts aan te bellen. Hij kende de mensen, omdat hij voor de oorlog daar kwam voor de crisiscontroledienst. Bij Sweerts heeft hij wat kunnen bijkomen van de doorgestane emoties. Hij verzocht vervolgens een telefoonnummer in Oldenzaal te bellen. De verzetsman Baijer heeft hem opgehaald. Hij kreeg een wapen in handen gedrukt en samen vertrokken ze via binnenwegen naar Oldenzaal. Dochter Toos Sweerts reed hierbij voorop om de weg te verkennen en bij onraad te kunnen waarschuwen. In Oldenzaal aangekomen is hij ondergebracht bij Olde Loohuis. Omdat zijn vrouw en kind, die bij de Marechausseekazerne aan de Haverstraat 5 woonden, ook gevaar liepen, kregen ze direct het advies onder te duiken. Troelstra heeft later in paterskleren Oldenzaal verlaten. Hij heeft de oorlog overleefd.
Irene – Van die droppings werden eens een paar parachutes meegenomen, een witte en een oranje. Toen op 5 mei 1945 de officiële capitulatie van Duitsland bij Hotel De Wereld in Wageningen werd getekend, kreeg de in de oorlog getrouwde broer Johan Olde Loohuis een dochter die de zeer toepasselijke naam Irene (godin van de vrede) kreeg. Irene werd gedoopt in een doopjurk gemaakt van de stof van die witte Engelse parachute.
Gesprek met Mevr. Olde Loohuis-Bossink, weduwe van Gerhard. Mevr. Olde Loohuis, die in de oorlog verkering had met Gerhard, wist van het gebeuren in de oorlogsjaren weinig te vertellen. Ze werd omwille van de veiligheid overal buitengehouden. Alleen over zijn contacten vertelde ze me het volgende: “Mijn man had intensieve contacten met zijn neven Oude Boerrigter. Die Oude Boerrigters zaten ook in het verzet. Die contacten zijn nooit door de buitenwacht opgemerkt. Ze waren samen met mijn man betrokken bij de wapendroppings in Tilligte. Op een terrein aan het kanaal waar nu een herdenkingsmonumentje staat, was een terrein uitgezet waar de dropping moest plaatsvinden. Van daaruit werden de gedropte containers door boeren uit de omgeving vervoerd naar veilige adressen en verstopt.” Ze gaat nog vaak naar het monumentje aan de kanaaldijk. Haar man heeft daar zo vaak in het holst van de nacht gezeten in afwachting van de vliegtuigen uit Engeland.
“Met mijn man had ik toen nog verkering. Na de oorlog heb ik van mijn broer gehoord dat hij altijd een wapen bij zich droeg. Over details is mij niets bekend. Ik heb gehoord dat er een lijst zou zijn met namen van personen die door zijn toedoen naar bevrijd gebied zijn gebracht. Na zijn overlijden heb ik die lijst niet kunnen vinden. Het had misschien te maken met het feit dat mijn man op een gegeven moment niet meer over het oorlogsgebeuren wilde praten. Dat gold evenzo voor de neven Oude Boerrigter. Nadat ze na de oorlog met familieleden de Grebbeberg hadden bezocht, hebben ze het boek dicht gedaan. Ze hadden het overleefd, zoveel meegemaakt, het leven moest verder!”
Afsluitend – Wat mij ook hier weer opvalt is dat de verzetsmensen die er echt toe deden, nooit op de voorgrond hebben gestaan, zich nooit hebben laten voorstaan op hetgeen zij in de oorlog hebben gedaan. Degenen van wie je wel veel hoort en die decoraties hebben gekregen zullen wel verdiensten hebben, maar kunnen niet in de schaduw staan bij de velen die in het diepste geheim en met gevaar voor eigen leven dat deden wat anderen niet durfden. Van deze helden zijn pas na tientallen jaren of na hun overlijden de verdiensten bekend geworden. Nu nog, na zoveel jaren, worden ze postuum onderscheiden.
Met heel veel dank aan zijn zus Marietje Olde Loohuis en aan zijn echtgenote mevr. Olde Loohuis-Bossink voor hun openhartige verhalen.
Hans Lenderink.
Toevoeging Mariët Blokhuis:
Jan Vos werd in december 1942 ’s nachts van zijn bed gelicht en via gevangenissen in Oldenzaal, Arnhem, kamp Vught en kamp Amersfoort overgebracht naar het concentratiekamp Natzweiler-Struthof in de Vogezen. Dit was een ‘Nacht en Nebelkamp’, waar mensen spoorloos moesten verdwijnen en één van de ergste concentratiekampen. Hier is hij op 22-01-1944 overleden.
De slachtoffers van de overval bij boerderij de Paus (Evers):
De familie Menco zat met vier van de zes kinderen ondergedoken bij de familie Evers ‘de Paus’ te Hezingen. Ze werden verraden, waarna ze op 6 oktober 1944 werden gearresteerd en Maurits en zijn zoons Simon, Salomon en Nico een dag later door een Duits vuurpeloton aan de voet van de Kuiperberg om het leven werden gebracht. Zijn vrouw Sophia Nathans en dochter Estella Rosetta zijn mogelijk naar het concentratiekamp te Uelzen – nabij Hamburg – op transport gesteld of onderweg doodgeschoten. Hierover is verder niets bekend.
Bernardus Evers en Geert Schoonman werden vanuit het ziekenhuis op 11 oktober naar de gevangenisbunker op vliegveld Twente gebracht, waar ze aan een martelend verhoor werden onderworpen. Ze werden op 12-10-1944 gefusilleerd achter deze bunker.
Chiel Ploeger zat verstopt op de hooizolder en werd door de landwachters over het hoofd gezien. Hij was eerder ternauwernood aan de dood ontsnapt bij de inval op Huize Lidwina. Een paar weken later werd hij alsnog in Luttenberg gearresteerd en bij een vergeldingsactie op de Woeste Hoeve gefusilleerd.
Meer informatie over hen is te vinden op www.oorlogsdodendinkelland.nl