Verhaal geschreven door Hans Lenderink
Eén van de vele interessante buurten van Oldenzaal was en is de Denekamper Bult. En daar woonde, heel strategisch aan de uiterste oostkant op ‘Villa Rozengarten’, Schöne Hanna. Op de burgerlijke stand beter bekend als Hanna Schwöbel. Ze kwam uit Duitsland en was van gegoede familie. Ze ging trots op haar familiewapen. In de crisisjaren voor de Tweede Wereldoorlog kreeg ze werk in Oldenzaal bij de familie Gelderman op ‘De Hulst’. Daar leefde ze zich uit met haar goede manieren, haar eerste klas opvoeding en met de eisen die de etiquette aan haar en haar omgeving stelde. Ze droeg een Marlene Dietrichhoed koket op haar blonde krullen.
Toen kwam de oorlog en daarmee de politiek. Het werd haar ineens bijzonder duidelijk dat ze tot het ‘Herrenvolk’ behoorde en daaraan ontleende ze rechten. Maar die vielen in de buurt in slechte aarde, vooral bij de kinderen uit de straat. Ze werd begluurd, nagejouwd, uitgescholden, getroffen door sneeuwballen, beklad met krijt en overladen met verwijten. Want ze was pro-Duits, bijna een misdaad in die overzuilde oorlogstijd. Bovendien sprak ze Duits en had ze een broer, die officier-vlieger bij de Luftwaffe was. Ze pochte dat die vanuit de lucht in haar achtertuintje kon neerdalen. Ze kreeg extra distributiebonnen en mocht haar radio behouden. Genoeg om een outlaw te zijn.
Ze werd dan ook psychopatisch en neurotisch bovendien. Haar lievelingshond Heroldchen liet ze na zijn dood opzetten en ze plaatste hem in de hal naast de antieke staande klok. Die was na de bevrijding overigens spoorloos verdwenen. Ze had nog drie honden: Sambo, Helmut en Siegfried, allemaal Duitse herders natuurlijk. Deze honden hield zij deels ter bescherming, deels als extravagante uitdaging van de haar omringende wereld. Soms nam ze bij haar wandeling ook de opgezette hond op een karretje mee. Als de kinderen uit de buurt zongen: “Es geht alles vorüber, es geht alles vorbei, auch Adolf Hitler und seine Partei”, dan schudde ze meewarig haar hoofd over zoveel onverstand. En als de Führer over de radio een rede hield, schoot haar gemoed vol en voelde ze zich één met de oosterburen. En ach dat Nederlandse domme volk snapte er niets van. Het waren glorieuze tijden. Als ze ‘s avonds langs de ramen sloop om te weten wie er naar de Engelse zender luisterde, liep ze bijzonder veel risico’s. Menig emmer water is toen over haar uitgestort. En als ze inkopen deed in de stad met haar honden vormde zich al snel een optocht. Slagersjongens, schoolkinderen en lanterfanters omringden haar. De kreet ‘schöne Hanna, schöne Hanna’ echode veelvuldig door de nauwe straatjes. Ouderen keken haar mistroostig na en menig relletje werd door haar excentrieke gedrag uitgelokt.
Ze zag als één der eersten haar landgenoten, fier en trots, komen op 10 mei 1940. En ze zag als één der laatsten haar lotgenoten armzalig en gedesillusioneerd gaan op 1 april 1945. Toen de bevrijding kwam haalse de ondergrondse haar op. Twee honden werden doodgeschoten. Schöne Hanna niet, want op Bijltjesdag werd er wel afgerekend. Maar niet met messen of met kogels. Op blote voeten moest zij naar de school in de Kruisstraat. Vele van haar meubels werden verkocht, geruild of anderszins ‘verplaatst’.
Toen kinderen het huis aan de Denekamperstraat betraden, vonden ze stapels onbetaalde rekeningen, want das schöne Fraulein had een hekel aan betalen. De rekeningen, de brieven, het getuigschrift van Gelderman. Alles verdween, lag op straat of werd verscheurd. Na haar gevangenschap was ze geestelijk verscheurd en was plotseling verdwenen. “Abgeschoben nach die Heimat”, luidde het officiële antwoord.
Daarmee verdween een ‘fenomeen’. Ze gaf het leven kleur. Men kon met en om haar lachen en ruziën. De gemeenschap kon een stuk frustratie ten opzichte van de Duitse bezetter op haar afreageren. Daarom blijft ze als herinnering voor de huidige generatie Oldenzalers voort leven als ‘schöne Hanna’.