Over Hendrik Kotte en de Weinreb-affaire, geschreven door Mariët Blokhuis
Hendrik was de oudste uit een groot gezin in Tubbergen. Hij was van augustus 1910 tot eind februari 1912 slagersknecht bij slager Johan Braakhuis in Oldenzaal. Daarna vertrok hij weer naar Albergen. Zijn vader en moeder zijn beiden aan longontsteking overleden. Zijn vader in 1913 en zijn moeder in 1914.
Hendrik was de oudste uit het grote gezin. Zijn vader en moeder zijn beiden aan longontsteking overleden. Zijn vader in 1913 en zijn moeder in 1914. Hendrik woonde na hun overlijden in Lonneker en sinds juni 1917 in Enschede. Hij woonde daarna in Apeldoorn en kwam blijkbaar al snel op het verkeerde pad. In juni 1919 werd hij wegens oplichting veroordeeld tot 1 jaar en 6 maanden gevangenisstraf in de strafgevangenis te Arnhem. Eind juni 1920 kreeg hij een voorwaardelijke invrijheidsstelling, die in december 1920 weer werd herroepen. Waarna hij tot maart 1921 opnieuw in de strafgevangenis te Arnhem zat. Na ruim twee jaren in vrijheid zat hij van februari 1924 tot juli 1924, nu voor een poging tot inbraak, opgesloten in de strafgevangenis te Den Haag. In juli 1926 trouwde hij met Margje van der Bend en woonde met haar aan de Sperwerlaan 11 te Apeldoorn. Er zijn geen kinderen bekend. Hendrik zat van oktober 1928 tot oktober 1931 in de Rijkswerkinrichting te Hoorn. Zijn huwelijk werd in april 1929 ontbonden.
In september 1931 verhuisde hij naar Amsterdam, hij werd hier tot de ‘zware jongens’ gerekend. Hij werd geregeld veroordeeld voor diefstal en bedrog. Zo bracht hij de periode van juni 1932 tot december 1933 in de gevangenis aan de Haverstraat te Amsterdam door. Eind 1934 werd hij veroordeeld voor een diefstal in Apeldoorn met een behoorlijk waardevolle buit waaronder voor enkele duizenden aan effecten. Deze effecten werden laten bij hen teruggevonden. Hiervoor kreeg hij drie jaar gevangenisstraf. In 1937 probeerde hij een vergoeding te krijgen omdat hij onterecht veroordeeld zou zijn. Hiervoor schakelde hij enkele ‘collega’s’ in, die verklaarden de hoofddaders van de diefstal te zijn. Dit leverde elk van hen uiteindelijk nog een gevangenisstraf op van drie maanden wegens meineed. In 1942 woonde hij aan de Rozengracht 19-21 te Amsterdam.
Tijdens de oorlog raakte hij betrokken bij de bekende ‘Weinreb-affaire’. Friedrich Weinreb was een joods-chassidische verteller, schrijver en econoom. Tijdens de Tweede Wereldoorlog speelde Weinreb in Den Haag een controversiële rol. Hij zette een fictief emigratiebureau op en creëerde een niet-bestaande Duitse generaal, met wie hij naar eigen zeggen correspondeerde. Joden die zich bij hem – tegen betaling – lieten registreren, spiegelde hij voor dat zij hun deportatie konden uitstellen. Merkwaardigerwijs verleenden de Duitse bezetters althans gedeeltelijke medewerking aan Weinrebs initiatief: de personen op zijn lijsten werden via de Joodse Raad voorlopig van deportatie vrijgesteld. Ook na het falen van dit systeem, toen bleek dat verschillende door de lijst-Weinreb beschermde personen tóch waren opgepakt, ging hij ermee door; hij rechtvaardigde dit later door erop te wijzen dat hij de veelal willoze slachtoffers van de Jodenvervolging toch weer enig uitzicht had geboden door ze de kans te geven hun passieve houding af te leggen. Op 11 september 1942 werd Weinreb gearresteerd. Hij werd de volgende dag naar Huize Windekind overgebracht, waar hij werd verhoord door de S.D. Weinreb zou erin zijn geslaagd zich te redden door de Duitsers aan het lijntje te houden met zijn verzonnen generaal.
Op dat moment werden de dubieuze diensten van Hendrik Kotte ingeschakeld. De Duitsers wilden die generaal dan wel eens zien. Weinreb verzon daarop een list, Hij schakelde Hendrik Kotte in, zich tegen betaling (10.500,-) zou voordoen als de contactpersoon van de generaal en zich zou laten arresteren. Weinreb verzekerde hem dat hij spoedig weer vrijgelaten zou worden. Kotte viel kort na zijn arrestatie echter door de mand en werd afgevoerd. Weinreb had Kotte ingepalmd om een rol te spelen ten einde zijn emigratiespel te redden. Daarbij had hij hem aan een groot risico blootgesteld, zonder hem de werkelijke achtergrond te vertellen.
Hendrik Kotte kwam op 10 november 1943 in kamp Vught. In verband met zijn kapotte voeten werd hij hier na twaalf dagen opgenomen in het ziekenhuis. Hij werd op 24 mei 1944 doorgestuurd naar het concentratiekamp Dachau, ruim drie weken later staat hij geregisteerd in het Nacht- en Nebelkamp Natzweiler-Struthof. Eind september 1944 vertrekt hij weer naar Dachau, waar hij op 28 januari 1945 is overleden.
In januari 2021 verscheen het boek: Hendrik Gerard Kotte, Tubbergse pseudo-jonkheer in het verzetsbedrog van Friedrich Weinreb, geschreven door Regina Grüter. Een gezamenlijke uitgave van de drie Heemkundeverenigingen uit de gemeente Tubbergen.
* Toen ze Weinreb begin 1944 begonnen te doorzien, dook hij onder. In 1948 werd Weinreb door de Bijzondere Raad van Cassatie veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf. In december van dat jaar kreeg hij gratie, gerelateerd aan het 50-jarige jubileum van koningin Wilhelmina. Er zijn nog vele jaren discussies geweest over de controversiële rol van Weinreb.