U bent hier: Welkom » Mijn oorlogsjaren

Mijn oorlogsjaren

Oorlogsherinneringen van Martin Meijerink.

Mijn herinnering aan 29 maart 1945

Het is al laat als moeder mij wakker maakt. Je vader is thuis. Ik mag midden in de nacht van donderdag 29 op vrijdag 30 maart bij vader opschoot zitten. Vader was ondergedoken geweest en nu weer thuis. Mijn zus Annie, broers Steef en Hennie zijn ook gewekt. Vader vertelt dat hij over de tramlijn van Beuningen naar huis is komen lopen. Vader was ondergedoken bij zijn tante Trui Brookhuis in de Borg bij Beuningen. Gerrit de zoon had hem verteld ( Gerrit zat in het Verzet) dat hij wel naar huis kon gaan want de Duitsers gingen Oldenzaal en Denekamp verlaten. Op zijn voettocht over de tramlijn had vader ook nog een haas uit het strik gehaald bij Volthe. Mijn zus Annie was heel blij, ik zie nog haar blik in haar ogen , ze keek scheel met een oog ,waar ze later in de jaren na de oorlog aan is geopereerd door dokter Schneiders uit Hengelo.

Mijn oudste broer Gerard zat nog steeds ondergedoken bij de familie Wigger in Beuningen. Zijn vriend Cl. Kienhorst was ondergedoken bij de familie Welhuis aan de Paandersdijk in Beuningen. Die nacht is er van slapen niet veel meer terecht gekomen. Het is helder weer de volgende morgen. Vliegtuigen werpen zilverpapier af en ook brandplaatjes waar we voor waren gewaarschuwd.. We gaan naar school in de wasserij aan wat nu de Beatrixstraat heet (foto de noodschool destijds). We worden weer naar huis gestuurd er is geen les vandaag. Maar ik steel bij garage ter Laak nog gedroogde appels uit de schuur achter in de tuin. Jan ter Laak ziet het maar zegt niets. Het stelen heb ik later wel opgebiecht bij deken van den Berg. Er zijn veel jachtvliegtuigen in de lucht. Wanneer we thuis zijn komt de vraag van moeder om ook mijn broer Gerard naar huis te halen. Na overleg wordt besloten dat mijn broer Steef naar Beuningen gaat en dat ik mee mag.

Er wordt veel over gesproken zelfs opoe en opa Derksen ze wonen aan de overkant in onze straat praten mee. Het wordt zaterdagmorgen 31 maart dat we richting Beuningen gaan. Op de Denekamperstraat is het een drukte van belang. Duitse soldaten met gevorderde fietsen en paard en wagen, ze groeten ons in het voorbij gaan De Denekamperstraat is een beschutte plek onder de eikenbomen waar al veel blad aanzit. We komen bij de familie Welhuis die ons hartelijk ontvangen , we krijgen melk te drinken. De smaak van de melk met room er op zal ik nooit vergeten. Mijn broer Steef vertelde dat broer Gerard naar huis zou moeten komen , maar Welhuis en Gerard Wigger zeggen dat ze voorlopig nog ondergedoken blijven. Het is ongeveer 16.00 uur wanneer we weer over de Paandersdijk richting Oldenzaal willen gaan . En dan breekt de hel los, vliegtuigen duiken laag over de Denekamperstraat, auto,s en een tankwagen worden onder schot genomen en geraakt. Een explosie, ik kruip weg tegen mijn broer in de sloot. Zo dicht had ik nog nooit tegen mijn broer aangelegen. Wanneer het schieten voorbij is gaan we op weg richting huis. Bij de Paasbergweg ligt een dode Duitser op straat. Wij vervolgen onze weg en wanneer we op de bult zijn bij Naats begint het schieten opnieuw. We krijgen onderkomen bij Broenink, en daar ontstaat een vorm van verbroedering met zoon Jan. Later de waard van café Naats op den Bult. Later veel later in 1953 kwam ik er zaterdagsavonds wanneer ik mijn Joke naar het Hakenberg had gebracht. Ik zat er niet alleen, de Lat, Jan de Lange en Jan Kip van het Boeskoolmanneke ,hij had verkering met Sientje Hanter het buurmeisje van mijn Joke. Ik kwam met broer Steef veilig thuis zaterdagavond rond 18.00 uur We vertelden wat ons was overkomen. Morgen is het zondag Pasen 01 april 1945.

Wraakgevoelens

Het is 23 augustus 1944 en warm, zeer warm. Opa zegt dat de mussen dood van het dak vallen. De Duitsers zijn gebivakkeerd in de Bewaarschool aan de Carmelstraat en ook de Koningin des Vredesschool is door de Duitsers ingenomen. Bedden zijn buiten gezet en Duitse soldaten liggen op de bedden te vrijen met meisjes uit de buurt. Samen met Leo van de Zande, Martin Brons, Herman Kunne, Bennie Wissink, Johan van Benthem, broer Hennie en Steef zitten we te loeren achter de heg, in het zwarte pad dat naar Rohof de latere Sparwinkel loopt. Volgens mij kregen wij daar de eerste indrukken over seksuele praktijken. Wanneer een Duitse soldaat niet meer los kan komen van een meisje hoor ik voor het eerst: “Die waren aan het plompzakken”. Beide worden per auto afgevoerd naar het ziekenhuis.

Het waren deze meisjes die later Moffenmeiden werden genoemd. Ook bij ons in de buurt, ook bij ons in de straat woonden ze. Buurtbewoners namen later toen de oorlog voorbij was wraak op deze meisjes. Het was zaterdagavond 31 maart 1945 dat buurtbewoonster ‘s avonds bijeenkwamen bij de familie C. in de Lyceumstraat. Ze kwamen bijeen om hun wraakgevoelens kenbaar te maken aan elkaar. Mijn vader kwam thuis en zei tegen mijn moeder: “Sophie hier doen wij niet aan mee.” Morgen is het Pasen en misschien worden we wel bevrijd. Want het gerucht ging dat de Engelsen op weg waren richting Enschede. Tonny Kolbrink de buurman, een integere man, is de mening ook toe gedaan, dat we ons niet moeten bemoeien me de haatgevoelens. Jans Damink de opa van Jan Vogelzang komt achter inlopen en laat weten dat Johan Arendsen en Mattie Wiggers er ook niets van willen weten. Toch zijn er oproerkraaiers in de buurt zo blijkt later. Wiggers (de Zwengel) komt via het Zwartepad binnenlopen en zegt dat hij er zich niet mee inlaat. Een bijzondere en vreemde situatie ontstaat. Het wordt zondag de eerste paasdag 01 april 1945

Al vroeg komt Anton van de Zande uit de Lyceumstraat bij ons aan de deur of er niet twee jongens zijn die misdienaar willen zijn bij de Hoogmis. Mijn broer Steef doet het samen met Gerhard Agterbos, ze assisteren als misdienaar bij de Hoogmis. Er is een inzamelingsactie gehouden onder de parochianen. De dienst is net afgelopen als een collectant de kerk uit rent met een deel van de collectegelden. Ontzettend veel ophef, waar dagen daarna nog over wordt gesproken. De geruchten doen de ronde dat de Engelsen al in Enschede zijn. Het is wachten op de bevrijders. Opa Steven heeft een verrassing voor mijn zus, want die is morgen jarig. Na veel aandringen krijgt ze haar cadeautjes al, een springtouw en een hinkeldoos. Ze is er zeer tevreden mee. We mogen tot ver in de middag bij opa op zolder, daar liggen de mooie tekeningen en platen van de school opgeslagen Telraam en ‘aap noot mies’-plankjes. Moeder maakt een pudding van custard voor morgen het is net stijfsel als je het proeft. We zijn blij, morgen is misschien de bevrijding en zus Annie is jarig. Thuis is er ook nog de nodige rumoer. Niet waar is een spelletje geworden. Want er heeft iemand (V) in de kerk tijdens de preek NIET WAAR geroepen en dat bracht onder de gelovigen veel hilariteit. Ik kijk uit naar de dag van morgen dan is mijn zus Annie 12 jaar. Moeder heeft gezegd dat we bij Weize de fotograaf op de foto zullen gaan.

Herinneringen aan tweede Paasdag 1945

Het is opnieuw Antoon van de Zande die na de vroegmis bij ons aankomt en vertelt dat de bevrijders onderweg zijn. Zus Annie is jarig en wordt gefeliciteerd door buurman en buurvrouw Kolbrink. Dan is er plotseling actie in de Carmelstraat, de Duitsers rijden met een kanon door de straat, ze zijn op de vlucht. Hennie Bolt en vrouw Albers beginnen al te juichen en bij fotograaf Weize wordt het rood wit en blauw al zichtbaar. Ook kapper Roelofs voor in de straat heeft de driekleur al uitgestoken Vader en moeder hebben mij niet onder controle, ik dans en spring voor aan in de Carmelstraat met Wiesje en Trudy Bayer. Dan wordt ik in mijn nekvel gegrepen en zegt vader dat ik achter het hek moet blijven. Het hek dat voor onze kerk staat. Ik luister. Mijn zus Annie staat naast mij en dan komen ze. Wat een gejoel, wat een vreugde. We zijn bevrijd. Voor het hek staan ook buurtbewoners, en de commandant roept door de luidspreker dat de straat ontruimd moet blijven.

Er wordt gestrooid met sigaretten en chocolade. Vlak voor mij valt een reep, ik buk mij snel en heb de reep vast en dan trapt iemand op mijn pols en moet ik loslaten. De scheel kijkende Annie Kip Carmel straat 21 is de boosdoener. Ik schreeuw het uit van pijn, maar er zijn weinig mensen die aandacht schenken aan mij. Mijn rechterpols is niet om aan te zien en bewegen doet pijn. Via de Spoorstraat loop ik richting Lyceumstraat. Menno Lied, Herman ter Brake, Gerrit Wienk ze zijn allen in feeststemming. Bakker Huiskes en zijn vrouw, ze is de zus van Jozef Spit uit de Lage Eekte kijken nog naar mijn pols en sussen mij. Dat gaat wel weer over.Toch wordt mijn pols omzwachteld met stof van en door Evert Dijman. Tegenover Dijman stoppen de tanks er is enig oponthoud. (foto Jan Verhaag. Tanks in de Spoorstraat) Wat kolossale dingen, en dan die vriendelijke lach van de bestuurders. Een intense vreugde maakte zich van mij meester. De pijn vergeten, juichen en de vreugde uiten. Bij garage Snijders wordt de rood wit blauwe vlag ook uitgestoken. Het lijkt een onwerkelijkheid, een ieder doet mee. Dan komen er mannen met oranje banden om de mouw in blauwe overal op straat en nemen N.S.B.’ers uit de Bijvanckstraat mee naar het stadhuis. Johan Dijkhuis uit de Katoenstraat en Benny Wissink uit de Lyceumstraat steken de handen hoog en met wijs- en middelvinger maken ze een V teken. Dat levert sigaretten en chocolade op.

Dan word ik door vader, die opzoek was naar mij, naar huis gestuurd. Er is niemand thuis, ik wacht en dan ga ik via het Zwartepad naar de Bewaarschool. De Duitsers zijn vertrokken, en ik begin voor het eerst aan mijn strooptocht. Een pistool, koppelriemen een helm, camouflagedoek (dat heb ik nog steeds in mijn bezit), een lichtkogelpistool met patronen. Ik verstop het in de schuur achter ons huis. Niemand heeft daar iets van gemerkt. Mijn pols is behoorlijk dik geworden en dan krijg ik te horen van Trui Damink, de opoe van Jan en Riekie Vogelzang, dat ik mijn pols in lauw warm boorwater moet houden. Dat gaf enige verlichting.

Alles kan en alles mag, vrijheid het hoogste goed, uit de band springen niet luisteren naar geboden en verboden van anderen, ook van vader en moeder niet. Ik groei op voor galg en rad. Een man die mij is bijgebleven ook in de verdere jaren na de oorlog was de knecht van garage Snijders Johan Ophuis, de latere chauffeur bij de ONOG. Mijn ouders probeerden na de oorlogsjaren mij weer in het gareel te krijgen, wat zeer moeilijk ging. Opstandig was ik en dat werd nog erger na het voorval op dinsdag 03 april.

De vader van Cor Snijders was voor mij een held

Vannacht geen oog dicht gedaan. Er komt iets over je heen van verbondenheid. Vader is weer thuis, broer Gerard is terug uit Beuningen en kronkels draaien door je hoofd. Mogelijk ben ik wakker omdat mijn polsgewricht nog steeds pijn doet. Het drukverband zorgt wel voor enige verlichting. Vroeg uit bed, mijn korte broek hangt op de stoel in de slaapkamer. Gezicht gewassen, snel eten want je wilt naar buiten. Het eerste wat ik deed was kijken of mijn prooien die ik had gejat uit de Bewaarschool nog in het kippenhok lagen. Eenmaal buiten door het zwarte pad kijken in de Lyceumstraat wat er allemaal gaande is. Het is al druk op straat en bewoners uit de Carmelstraat, de Kastanjestraat staan bij kruidenier Vlutters voor de deur. Willie Vlutters staat met zijn herdershond Bonzo bij Bolink voor de deur. Bolink en Vlutters zijn familie van elkaar. Minie Bolink staat te oreren zwarte Kamerich en Kaptein de vader van Hennie Kaptein, ze werken bij van Gend en Loos, bemoeien zich ook met het gesprek.

Ik en andere jongens worden weggestuurd. Gerrit Pillage en Bernard Christenhusz (Zoern Bernar) laten zich niet wegsturen. In de Lyceumstraat is er ook een samenkomst. Er worden meisjes uit huis gehaald en meegenomen naar de hoek Lyceumstraat-Spoorstraat. En daar begint het, de meisjes worden vastgehouden en een ongetrouwde vrouw (groot een bazin) begint de haren af te knippen. G wordt totaal kaalgeschoren er is geen enkel verzet, vervolgens wordt het buurmeisje, ze zijn beide nog geen achttien jaar, ook kaal geschoren.

De meisjes die in Oldenzaal een relatie hadden gehad met een Duitser werden allen opgepakt. Ze werden uitgejoeld en met een kwast met teer werd een hakenkruis op het hoofd geschilderd. Ik sta er bij en zie toe, geen enkel verzet van mij tegen deze opgehitste menigte. De plek waar dit alles gebeurde was op de kruising bij garage Snijders. En dan plotseling komt daar aangerend Snijders de garagehouder, met een houten lat slaat hij op de menigte in, hij roept en tiert nu is het afgelopen. En het was afgelopen. Snijders de vader van mijn jeugdvriend na de oorlog was voor mij mijn held. Als ik door het zwarte pad dat achter onze woning loopt naar huis wil gaan. Staat daar die oude altijd mopperende Jan S. Met zijn ha, ha over het gebeurde, pak ik een steen en gooi die bij hem door de ruit. En dan is het huis voor mij te klein. Ik was de jongste, de brutaalste en ik krijg voor het eerst klappen van mijn vader. Dan word ik naar boven gestuurd zonder eten en drinken. Die avond huil ik intens in bed. Wat een onrecht hebben ze die meisjes aangedaan.

Ik was al opstandig en wordt nog opstandiger. Ik schop overal tegenaan ben woedend op de buurtbewoners die dit uitvoerden. Jaren lang heb ik een aantal van die mensen genegeerd. Wat kunnen mensen elkaar aandoen. Mijn leerresultaten op school moesten daaronder lijden. Meester Bruinink gaf mij als compensatie een hoog cijfer voor godsdienst (10) en ik ging over. Hij was blij dat hij van mij af was. Maar gevoelens van wrok, verongelijktheid, boosheid ze lagen toen zwaar heel zwaar op de bodem van mijn ziel, die gingen toen niet over. Hier heb ik jaren mee rondgelopen. Sporen van de oorlog na de oorlog meegedragen. Later, ik ontspoorde, maar werd door meneer Bunkers uit de Sparstraat (hij was de burgemeester) voor mij de burgervader, daar op aangesproken. Hij zorgde ervoor dat ik misdienaar werd in de Anthoniuskerk en bij de nonnen in Heil der Kranken het ziekenhuis waar zuster Dorica een wakend oog op mij hield. Nu ik dit schrijf, krijg ik weer dat gevoel en overdenk ‘onrecht’. Oldenzaal was niet op zijn best. Eerst de Joden en Sinti die we zo maar hebben laten gaan. Onrecht ook naar de meisjes die Moffenmeiden werden genoemd en dit hun hele leven hebben moeten meedragen. Dat had niet moeten en mogen gebeuren. De vader van Cor Snijders is altijd voor mij een voorbeeld gebleven.