Engelse soldaat veroverde na bevrijding het hart van Oldenzaalse Rietje, de vlam werd wreed gedoofd, maar niet voorgoed … verhaal van december 1994
Tijdens de bevrijding zagen ze elkaar voor het eerst. Ross en Rietje, hij een Engelse soldaat, zij een meisje uit Oldenzaal. Nederland feestte, zij hadden aan één blik genoeg. Sóms is het leven mooier dan de film. En soms ook wreder. Een vader die het beste met zijn Rietje voorhad, onderschepte de brieven van een verliefde soldaat. Het contact werd verbroken, het vlammetje gedoofd. Maar de liefde bleef zachtjes gloeien. Bijna vijftig jaar lang, onder de oppervlakte van andere relaties, huwelijken en kinderen. Tot de Engelse echtgenote van Ross, wetend dat zij snel aan kanker zou sterven, besloot zijn Nederlandse jeugdliefde voor hem op te zoeken… Dit jaar vieren Ross en Riet samen Kerst. Als echtpaar. Want de wreed gedoofde vlam bleek slechts één vonkje nodig te hebben.
Vijfenveertig jaar lang hadden Ross Pownall en Riet Ottenhof, tijdens de bevrijding dolverliefd, elkaar niet gezien. In de zomer van ’90 stonden ze voor het eerst weer oog in oog. Vlogen ze elkaar in de armen? Huilden ze tranen met tuiten? Welnee, Engelse Ross herkende Riet, keurig permanentje, lieve rimpels en een bril, helemaal niet. En Nederlandse Riet fronste haar wenkbrauwen en zei onzeker: “Arthur?” Want dat was een huisvriend geweest, in die oorlogsjaren. Hikkend van de lach halen ze de herinnering op, in hun huis in het landelijke Wales, waar de woningen geen straatnummer hebben maar onuitsprekelijke namen als ‘Gwyneth’ en ‘Pwllhell’. ‘Aroha’ heet het in het piepkleine plaatsje Llandre gelegen huis van Ross (69) en Riet (68), en dat betekent – natuurlijk – ‘liefde’. Maar dat ontdekten Ross en Riet pas na een tijdje. Net zoals ze in die zomer van ’90 pas na een tijdje ontdekten dat ze onder de slijtage van Vader Tijd nog steeds gewoon Ross en Riet waren. Ze installeren zich om hun verhaal te vertellen. In de warme kamer met de kaarsjes en de cadeautjes onder de boom, foto’s van hun beider kinderen in de kast. Ross, Britser dan Brits, zijden choker en een prachtig accent, schuift zijn vrouw zorgzaam haar glaasje wijn toe. Noemt haar ongeveer elke minuut een keer ‘Love’, waarop Riet telkens weer verlegen maar minstens even trots naar het bezoek gluurt. Ze praat niet veel, Riet, maar haar blikken zeggen genoeg.
“Soldaten komen nooit terug”.
Dat was in 1945 al zo. “Het was 2 april en Oldenzaal was bevrijd”, glijdt Ross in zijn herinnering terug naar toen. De jonge Engelse soldaat Ross Pownall werd uitgenodigd op een bevrijdingsfeest bij de familie Ottenhof. Er was muziek, iedereen danste (“de hookie- pookie”, knikt Ross met zekerheid), er was wat drank, er was wat eten. Ross zat een beetje verlegen aan een lange tafel. En aan de overkant van die tafel zat een glimlachend meisje met krullend haar en veelzeggende ogen. Ze wisselden geen woord die avond, alleen blikken. En Ross moest de volgende dag al weer door met zijn infanterie-divisie. Riets vader trakteerde zijn verliefde dochter die avond op een daarna dikwijls herhaalde uitspraak: “Soldaten komen nooit terug”. Ross kwam echter wél terug. Twee maanden later stond hij voor de deur bij de familie Ottenhof. Twee lappen stof in de hand als geschenk, schaars en dus kostbaar in die tijd. Riets moeder opende de deur, Riet kwam de trap af en riep: “de soldaat!”. Want hoewel zijn gezicht in haar geheugen stond gegrift, wit ze zijn naam niet eens. Er werd samen uitgegaan en nog eens uitgegaan, Ross had inmiddels een functie als chauffeur en moest ‘toevallig’ vaak in Oldenzaal zijn. “We wandelden altijd rond de kerk”, weet Ross nog. “Het klikte zo volkomen tussen ons. Eh, alles in het nette hoor, dat waren andere jaren dan nu.” Riet: “Ik weet nog precies hoe je rook, heerlijk fris naar zeep. Dat was toen bij ons niet te krijgen. Nu ik het vertel, ruik ik die lucht weer.” Maar Ross werd ziek, kreeg last van een virus dat zelfs tijdelijke blindheid veroorzaakte en ging terug naar Engeland. Vanuit het ziekenhuis in Liverpool stuurde hij Riet een brief en kreeg een briefje terug. Hij schepte moed en nodigde in een tweede epistel zijn gelieve uit voor een vakantie in Engeland. Zo konden ze eens zien of het haar beviel in het Britse en dan misschien, wellicht …
Alleen kwam er geen antwoord. Ross wachtte en wachtte, keek de foto van Rietje bijna stuk, hoop en verdriet wisselden elkaar af. Hij besloot nóg een brief te schrijven. “Ik was heel erg verliefd”, zegt hij zachtjes. “Riet was ‘my first true love’. Ik dacht: misschien is de brief zoekgeraakt. Maar op mijn derde brief hoorde ik óók niets. En ja, wat doe je dan. Jonge mensen zijn trots en gemakkelijk gekwetst. Je wilt niet aan jezelf toegeven dat de liefde van je leven blijkbaar niets meer van je wilt weten. Je denkt, pfff, laat haar dan maar. Pas als je ouder wordt, krijg je je verstand…” Maar ook Riet wachtte en wachtte, “Vader, is er post voor mij,” klonk het elke dag, want de familie had een postbus. Nee, er is geen post, luidde het antwoord steevast. En: “Riet, soldaten komen nooit terug!” Riet: “Ik dacht, hij laat niks meer van zich horen. Hij is terug in Engeland en is me vergeten. Ik schreef ook niet meer. Je gat als meisje niet achter een jongen aanlopen.”
En dat was dat, Riet trouwde een Nederlandse man en ging in Breda wonen. Ross, inmiddels ingenieur, trouwde een Engelse vrouw. Riet kreeg een dochter, Ross een zoon. Zijn eerste vrouw overleed jong aan kanker, de man van Riet aan griep. Ross ontmoette zijn tweede vrouw, Rosie. Samen kregen ze nog twee dochters. Maar ook Rosie werd ziek: kanker. Ross’ogen achter de dikke brillenglazen knipperen even. “Ik heb hele gelukkige huwelijken gehad”, benadrukt hij. “Ik heb van alle twee mijn vrouwen zielsveel gehouden. Maar Riet was mijn jeugdliefde en dat is toch iets speciaals. Ze had een stukje van mijn hart genomen en dat is altijd zo gebleven. Ik heb daar ook nooit een geheim van gemaakt. Mijn eerste vrouw kon het niet zo goed hebben, ze heeft op een avond de foto van Riet in het vuur gegooid… Die had ik altijd bij me, in mijn portefeuille.” Zijn tweede vrouw, Rosie, had geen hinder van de mooie herinneringen van haar man. Integendeel, er werden in het gezin vaak grapjes gemaakt over ‘daddy’s Dutch girlfriend’. “In 1990 gingen we met vakantie naar Nederland. Rosie was al een paar jaar ziek en wist dat ze zou gaan sterven. Toen we in Nijmegen waren, zei ze tegen me: ‘Laten we proberen jouw Riet op te zoeken! ‘Achteraf denk ik dat ze toen al vaag hoopte… Ze vond het een naar idee dat ik alleen achter zou blijven als zij er niet meer zou zijn.” Ontroerd: “Dat is om stil van te worden, niet? Echte liefde is onbaatzuchtig.”
September 1990 arriveren Rosie en Ross Pownall in Nederland. Ze hebben op hun zoektocht één aanknopingspunt: de Oldenzaalsestraat die Ross zich nog goed kan herinneren. Samen doen ze navraag naar de familie Ottenhof en komen in de winkel van een neef van Riet terecht. En de volgende dag staan Ross en Riet, na bijna een halve eeuw, weer oog in oog. “Ik herkende haar totaal niet. Maar toen ik binnenkwam stond die foto-van-toen op de piano. En opeens zag ik díe Riet in de Riet van nu”, glimlacht Ross. Ook Riet moet lachen: “Ik was al die jaren niet zo bezig geweest met Ross als Ross met mij”, bekent ze. “Maar in een flits wist ik het weer: Ross, de soldaat van de twee lappen stof! Want dat had toen geloof ik de meeste indruk gemaakt…” Ross knikt tevreden: “Die lappen zijn een goede investering geweest”. Maar met de gevoelens van toen komen bij Riet ook het verdriet en de ergernis van toen weer boven: “Ik zei, Waarom heb je me nooit geschreven? En hij zei: ik jou niet? Jij hebt mij nooit meer geschreven”. Zeker zullen ze het nooit weten, want Riets vader is inmiddels overleden. Maar het sterke vermoeden bestaat dat hij de brieven heeft achtergehouden. Riet: “Toen ik trouwde, vond hij het al vreselijk dat ik naar Breda verhuisde. Hij wilde dat ik in Oldenzaal bleef”. Ross knikt: “Riet was de ‘apple of his eye’,”, zegt hij. “Toen er een tweede brief kwam dacht hij vast: dat wordt serieus en dan ben ik mijn dochter kwijt… Weet je, één brief kan nog wel zoekraken in de post, maar twee, dat is te toevallig.”
“Elke dag is voor ons een kostbaar geschenk, een geschenk van Rosie”
Er wordt die dag gepraat, er worden herinneringen opgehaald. Ze kunnen het goed vinden, Ross, Rosie en Riet. Een half jaar later zijn de Pownalls wéér in Nederland en wéér wordt Riet opgezocht. In ’92 brengt Riet een tegenbezoek aan Wales. Ross: “Ik hield wat afstand van Riet. Maar Riet en mijn vrouw Rosie werden hele goede vriendinnen. Ze hadden lange gesprekken”. Riet: : “Op een dag liep ik met Rosie in de tuin en in de bocht van het tuinpad, ik weet nog precies waar het was, zei ze: ‘Als ik er straks niet meer ben, zorg jij dan voor Ross? Want hij is geen man om alleen te zijn’. ” Eerlijk: “Ik schrok heel erg. En ik zei gelijk: nee, dat kan ik niet. En zij begreep het. Mijn leven is namelijk niet altijd even leuk geweest. De laatste jaren kreeg ik m’n zaakjes net een beetje op orde. Lieve vriendinnen, leuke hobby’s, ik deed waar ik zin in had. Ze begreep veel, Rosie. Ik vroeg haar eens: ben je nooit jaloers? Ik was tóch de jeugdliefde van haar man. Ze zei: ‘Ik heb zo’n goed huwelijk gehad, Riet, ik kan daar mee omgaan’. ”
Rosie Pownall overleed dat jaar. Riet, simpel: “Ross belde me op om het te vertellen. Ik zei: mijn deur staat altijd voor je open.” Ross: “Ik ging langs. Riet was inmiddels één van de beste vriendinnen van Rosie. We praatten samen, we huilden samen.” Ross’ liefde voor Riet was nooit echt weggeweest., Riets liefde voor Ross was terug van weggeweest. Maar Riet blééf afstand houden. Ze was bang voor weer een man in haar leven, durfde al die veranderingen niet aan. “Toen hij de eerste keer probeerde mijn hand te pakken, trok ik ‘m terug en zei heel bits; oh no! Mijn dochter betrapte mee een keer ton ik een oude fauteuil van zolder haalde. Ze wist het onmiddellijk: ‘Mam. Durf je niet naast ‘Old Darling’ op de bank te zitten”. Old Darling? Bijna honderdveertig jaar lachrimpeltjes trekken samen op de twee gezichten. “Zo noemen m’n dochter en haar vriend hem”, zegt Riet. “Het is een erenaam hoor!” Ross: “Ik heb een heel lekker puddingrecept, en dat heen inmiddels ‘Old Darling pudding”…
“Ik voel me altijd zo veilig bij hem”
Keerpunt wordt een wild-weer-zeilvakantie in Frankrijk. “Toen hebben we van alles meegemaakt op die boot. Ik dacht: als we dit samen overleven dan overleven we samen alles”, zegt Riet. Ross; “Toch bleef je voorzichtig. Je zei: ik wil het eerst een jaar proberen!” Riet, nog steeds een beetje verwonderd: “Juist omdat je niet aandrong, dacht ik: het is goed zo.” Richting de bezoekers, even in het vertrouwde Nederlands: “Ik voel me altijd zo veilig bij hem. En hij kan nog koken ook!”.
Op 20 augustus van dit jaar (1994) gaven Riet Ottenhof en Ross Pownall, 68 en 69 jaar, omringd door hun kinderen die het de ‘wrickly old lovers’ van harte gunnen, elkaar het ja-woord. “Toen ik haar officieel vroeg, was ik er zeker van dat ze ja zou zeggen”, zegt Ross zelfverzekerd. Riet schudt het hoofd: “Dat zei ik niet gelijk hoor!”. Ross: “Dat klopt. Het heeft zéker 10 seconden geduurd!”. Glimmende ogen wisselen weet-je-wel-blikken. Handen zoeken elkaar stiekem achter het tafeltje.
En nu heeft de Welsche woning met het uitzicht over de adembenemende heuvels een ‘Nederlandse kamer’, Riet laat hem vol trots zien. Antieke meubels en bonte koffiemokken in de kast (“die Engelse koffie is niet te drinken”), een staartklok, een Kerst-Libelle op het Perzische tafelkleed. “Toen ik hier pas woonde kon ik uit heimwee wel terug kruipen. Ik liet niet alleen alles achter maar woonde ook nog eens in het huis van een andere vrouw, van Rosie. Ik voelde me een logé. “Het is inmiddels gewend. Toch willen de twee gaan verhuizen naar Chester, een plaats waar ook meer te doen is dan in het landelijke maar doodstille Llandlre: “Dan kunnen we samen een nieuwe start maken in een nieuwe woning”, zegt Ross. Ën dan kopen we een huis met een hele grote woon- annex woonkamer”. Riet, verduidelijkend: “Als Ross nu aan z’n computer werkt, zien we elkaar niet.”Ross: “Jonge mensen staan daar nooit bij stil, maar je weet toch niet hoeveel tijd je nog hebt, samen? Wij pakken elk uur dat we in elkaars gezelschap kunnen doorbrengen.” Riet: “Elke dag is voor ons een kostbaar geschenk, een geschenk van Rosie!”
Verhaal uit de Telegraaf van 24-12-1994 van Marjolein Schipper