Sepp Ankoné volgt het spoor terug, geschreven door Herman Haverkate
De letters zijn amper nog te lezen. Sepp Ankoné wijst ze één voor één met zijn vinger aan. Nog even en de tijd heeft definitief de naam uitgewist die ooit op het bruine etui werd geschreven. Dan is Donald J. Jenvey, ‘Buck’ voor zijn vrienden, definitief opgelost in het grote niets waarin zijn vrienden hem 75 jaar geleden zagen verdwijnen. „Ze waren piloten, net als hij. Tijdens een missie in de buurt van Osnabrück werd zijn vliegtuig door een explosie beschadigd. Vlak voordat hij een bos inrende, zwaaide hij nog naar de andere vliegtuigen hoog in de lucht. Dat is het laatste wat ze van hem hebben gezien.”
Bovenste la – Hij zit in de overvolle woonkamer van zijn Oldenzaalse huis, Sepp Ankoné (65). Het etui heeft hij zojuist tevoorschijn gehaald. Het komt uit de bovenste la van een kastje in de hoek. Hetzelfde kastje waarin hij het lang geleden als kind zag liggen in zijn ouderlijk huis. „Er hing een zekere geheimzinnigheid om heen. Ik wist dat het afkomstig was van een piloot die de oorlog niet had overleefd. Tegelijk wist ik dat hij iets met mijn familie te maken had. Wat precies, bleef onduidelijk. Mijn ouders vertelden weinig. Wat ik nu allemaal weet, heb ik zelf moeten ontdekken. Nu pas weet ik wat er is gebeurd met Don Jenny, zoals mijn moeder hem noemde.” Tien jaar langer zocht Ankoné naar sporen van Buck Jenvey, piloot in een squadron van de Canadese luchtmacht RCAF. Zijn zoektocht bracht hem in contact met een van zijn voormalige strijdmakkers en zijn weduwe in Canada. „Ik heb altijd het gevoel gehad: dat etui is niet van ons, het moet terug naar de familie. Ik heb er altijd goed op gepast. Toen ik vertrok uit het ouderlijk huis, is het met mij meegegaan. Als een brandende schat heeft het hier altijd in de la gelegen.”
Hoogstandje – Buck Jenvey is 24 jaar als zijn Typhoon in december 1944 opstijgt vanuit een basis in de Ardennen. Zijn jachtbommenwerper is het neusje van de zalm van de geallieerde luchtmacht. Een technisch hoogstandje, maar tevens een vliegtuig met een groot risico. Een op de vier piloten zou de oorlog niet overleven. „Die mannen waren helden. Ze speelden met hun leven. Als ze niet snel genoeg weg waren, werden ze het slachtoffer van de kracht van hun eigen bommen. Dat laatste is ook met Jenvey gebeurd. Hij was niet snel genoeg weg na de aanval op een spoorlijn en zijn vliegtuig werd beschadigd. Zijn enige kans op overleven was om zo snel mogelijk te landen.” Foto’s die Ankoné vond op internet, hebben Jenvey inmiddels een gezicht gegeven. Op een daarvan ligt hij in zwembroek op een strand in Normandië. „Hij was een grote, sterke kerel. Net als de anderen. Er hing een soort heroïek om hen heen. Zijn bijnaam ‘Buck’ heeft hij zeker niet voor niets. Hij was iemand die recht op zijn doel afging. Misschien is dat wel wat me in hem aanspreekt. Of het nu in de politiek was of privé: als ik eenmaal iets in mijn hoofd heb, wil ik het ook bereiken.”
Voorbeeld – Ankoné is van huis uit schilder, net als zijn vader. In zijn latere leven ging hij psychologie studeren. Jarenlang ook was hij actief in de gemeentepolitiek. „Ik heb Buck nooit gekend, maar op een of andere manier is hij altijd deel geweest van mijn leven. Nu ik me in hem heb verdiept, zeg ik erbij: hij is ook een voorbeeld. Niet alleen voor mijzelf, maar voor iedereen.”
Vermoedelijk nog op de dag van zijn noodlanding bij Bentheim, wordt Jenvey opgevangen door mensen van het Twentse verzet. Onderdak wordt spoedig gevonden. Gerrit Ankoné, de oom van Sepp, is betrokken bij de hulp aan geallieerde piloten en heeft nog een schuilplaats boven de winkel van de timmerfabriek van de Ankonés aan de Ootmarsumsestraat Oldenzaal. „Oom Gerrit had ook nog een vakantiehuisje bij De Lutte, maar daar zaten al twee piloten. Buck moest naar Oldenzaal. Mijn opa en mijn ouders woonden aan de ene kant van de winkel, oom Gerrit aan de andere. Overdag zat hij gewoon in het kantoor. Daar viel hij het minste op.”
Jaloezie – Wat er tijdens het drie maanden durende verblijf van Jenvey gebeurd is, heeft Ankoné niet meer kunnen achterhalen. „Ik heb met de koerierster gesproken die destijds het eten vervoerde voor de piloten. Zij is in feite de enige bron. Oom Gerrit is na de oorlog geëmigreerd naar Australië en daar gestorven. Het enige dat ik van mijn moeder weet, is dat ze een grote bewondering had voor Buck. ‘Don Jenny’ noemde ze hem. Ik vermoed ook dat hij het etui aan haar heeft gegeven. Mijn vader voelde ongetwijfeld een zekere jaloezie. Ze hadden net verkering. Op de dag dat Jenvrey vertrok, heeft ze hem nog uitgezwaaid. Ze heeft nooit geweten wat er met hem gebeurd is.” Vermoedelijk op 21 maart vertrekt Jenvey uit Oldenzaal. Hij is onrustig door de naderende bevrijding en wil zich aansluiten bij de oprukkende geallieerden. Ondanks de waarschuwingen van de familie, vertrekt hij met een jonge koerierster op de fiets naar Enschede. Daar krijgt hij een vals persoonsbewijs met de naam Hermens Meere. Verraad, vermoedelijk van Duitse infiltranten, leidt op 25 maart tot zijn aanhouding in Hengelo. Op de terugweg naar Enschede wordt hij in een Duitse auto doodgeschoten, na een worsteling met twee bewakers.
Tragisch – „Buck wilde niet opgeven, ook al stond de bevrijding voor de deur. Juist dat maakt zijn dood zo tragisch. Hij voelde zijn verantwoordelijkheid en wilde die niet ontlopen. Een week later was Enschede bevrijd. De meeste van zijn vrienden hebben nooit geweten wat er met hem is gebeurd. Ze weten zelfs niet eens de naam van de stad waar hij is begraven.” Het graf van Buck Jenvey ligt op de Oosterbegraafplaats in Enschede. Hij ligt er in een apart deel van het kerkhof tussen een groot aantal graven van andere geallieerde soldaten uit de oorlog. Sinds hij tien jaar geleden zijn zoektocht begon, bezoekt Sepp Ankoné ieder jaar zijn graf. Meestal met dodenherdenking, maar dit jaar ook op 25 maart, de dag van zijn dood. „Ik wil dat zijn naam voort blijft leven. In ieder geval de mensen hier, in het land dat hij heeft helpen bevrijden, moeten weten wie hij was en wat hij heeft betekend.”
Kind – Het contact met Margareth, zijn echtgenote in Canada, staat hem nog helder voor de geest. „Ze vertelde over het kind dat ze samen hadden en dat, net als Buck, inmiddels al was overleden. Dat ik haar benaderde, verraste haar volledig. Ze wist niets van onze familie, van Bucks verblijf in Oldenzaal en de drie maanden dat hij bij ons was.” Ankoné vertelt haar over het etui dat hij al die jaren had bewaard. „Ze was diep ontroerd, maar wilde het niet terug. ‘Het hoort bij jullie’, heeft ze me gezegd. ‘Als dank voor alles wat jouw familie voor hem heeft gedaan.’” De waarde van haar woorden is voor hem heel groot. „Ergens is er nu een cirkel rond. Dat simpele etui, waarmee mijn zoektocht ooit begon, heeft nu eindelijk zijn plek gekregen.”
Dit verhaal verscheen op 27-03-2020 in de Twentsche Courant Tubantia
Foto’s – Twentsche Courant Tubantia @Emiel Muijderman