Artikel uit de Tubantia, geschreven door Martin Steenbeke
De Oldenzaalse textielarbeider Tony Jochem werkte in de oorlogsjaren 1944-1945 als dwangarbeider voor de nazi’s in Duitsland. Zijn dagboekverhalen zijn door zijn zoon Tony junior uitgewerkt tot een boek. Het boek vertelt hoe zijn vader op 25 oktober 1944, samen met 800 andere Oldenzalers, bij een razzia wordt opgepakt en in Duitsland wordt ingezet als dwangarbeider.
In de omgeving van Gronau, Vreden en Kevelaer moeten de Nederlanders helpen bij het maken van verdedigingswerken, zoals het graven van tankgrachten of het puinruimen in gebombardeerde steden. Het gedwongen verblijf in Duitsland wordt gekenmerkt door kou, ontberingen en bombardementen, maar ook door kameraadschap, optimisme en vriendelijke Duitsers. De ‘donkerste periode uit het leven’ van Jochem, eindigt vlak voor de bevrijding in april 1945. Tony Jochem jr. ziet dan een zwerverachtig type voor de deur van het ouderlijk huis staan. „Een man met een baard, een petje, verwarde haren. Ik herkende mijn vader nauwelijks.”
Tony Jochem wordt twee dagen voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog geboren en is dus te jong voor heldere herinneringen aan die tijd. Ook na de oorlog wordt er nauwelijks gepraat over de ellende die zijn vader en het thuisfront moesten doorstaan. „Dat ging zo in die tijd. Mijn vader drukte het weg, hij moest weer vooruit.” Hij herinnert zich dat hij huilt als hij zijn vader in een lange stoet van dwangarbeiders vanaf het voetbalveld van VV Oldenzaal, destijds beter bekend als Spartaveld, richting Duitsland ziet weglopen. Het 5-jarige jochie stond met zijn moeder Marie, zusje en broertje aan straat. Zijn andere zusje lag in de kinderwagen. Omdat zijn moeder huilde, deed hij dat ook maar. „Mijn vader zwaaide vriendelijk naar ons, alsof er niets aan de hand was.” Het bleek schijn. ‘Hoe ik het klaargespeeld heb om hen met een lachend gezicht vaarwel te wuiven weet God alleen. Nooit heb ik in zo’n moordstemming verkeerd als toen’, schreef zijn vader met anilinepotlood in het met leer omhulde notitieblok.
Honderden gezinnen gaan zonder kostwinner moeilijke maanden tegemoet. Vooral omdat er nauwelijks eten voorhanden is. Zijn moeder valt een keer met een pan vol erwtensoep die ze in het slachthuis heeft bemachtigd. Op dat moment is Tony blij, want hij houdt niet van erwtensoep. Later ziet hij in hoe moeilijk de oorlogsjaren voor zijn ouders zijn geweest. Uit een soort eerbetoon, eet hij nog tientallen jaren met een vork die zijn vader uit Duitsland had meegenomen. Hij bewaart het eetgerei, waarvan één tand is krom getrokken, in een vitrine.
De ontberingen in de Tweede Wereldoorlog, en met name de laatste oorlogswinter, worden hem duidelijk via het dagboek van zijn vader. Jochem sr. schrijft dit direct na de bevrijding, met behulp van de aantekeningen op stukjes papier die hij als dwangarbeider had gemaakt. „Ik kan me herinneringen dat hij steeds aan het potlood moest likken”, zegt Jochem. „Ik heb het dagboek misschien wel twintig keer gelezen. Elke keer snapte ik iets meer van wat hij beleefd had.” In zijn militaire diensttijd tikt hij de handgeschreven teksten over en neemt hij zich voor om een boek over de belevenissen van zijn vader te schrijven. Maar steeds schuift hij het voor zich uit. „Ik vond het te confronterend, te gevoelig. Ik was blij als er wat tussenkwam waardoor ik het kon uitstellen.”
Om de ervaringen van zijn vader in een bredere context te plaatsen, heeft Jochem ook algemene informatie over het schrikbewind van de nazi’s en de strijd van de geallieerden opgenomen in zijn boek. De informatie, foto’s en films die hij in de archieven vindt, helpen het dagboek van zijn vader verder in te kleuren. Die ontsnapt in de laatste oorlogsmaanden enkele malen aan de dood, als de geallieerden oprukken en nietsontziend Duitse steden en dorpen bombarderen. Hij ziet in gedachten zijn vader door een bos lopen, kort voordat het door een bombardement uitbrandt. „Je voelt bijna wat hij heeft doorgemaakt.” En zo verstijven zijn vingers als hij beschrijft hoe zijn vader in de vrieskou met zwerende handen prikkeldraadversperringen moest maken. ‘Een duivels karwei. Roestig prikkeldraad, midden op een vlakte in de oostenwind, mijn liefje, wat wil je nog meer’, schrijft senior in zijn dagboek. Zijn herinnering aan de Hongerwinter komt tot leven als zijn vader beschrijft hoe de dwangarbeiders na een dag hard werken door de Duitsers worden afgescheept met een homp brood of paar ‘Pellkartoffeln’. ‘De meesten zwart, met kiemen en de klei er nog aan. Deze werden door de boeren meestal aan de varkens gevoerd.’
Opmerkelijk genoeg zijn het niet de mensonterende toestanden of de oorlogshandelingen die het meeste indruk hebben gemaakt op Jochem jr. „Het mooiste vind ik, dat hij de inwoners van het dorp Lüllingen, waar hij was ingekwartierd, bedankt voor hun gastvrijheid. Dat geeft aan dat hij inzag dat niet alle Duitsers nazi’s waren. Wij kunnen dat nu makkelijk zeggen, maar dat hij dat op dat moment zei, heeft mij getroffen.” Zijn vader was een zachtaardig man, zegt Tony Jochem. Een ‘eenvoudige wever’ van de Geldermanfabriek, die een grote verantwoordelijkheid voelde voor zijn gezin. „Hij hield altijd in zijn achterhoofd dat hij bij een ontsnapping zou kunnen worden doodgeschoten. En wat zou er dan gebeuren met zijn vrouw en vijf kinderen?” Pas in de laatste oorlogsweken, als de chaos regeert, durft Jochem het met vijf maten vanuit Geldern op een lopen te zetten. De gevaarlijke voettocht naar huis, door het frontgebied, duurt twee dagen.
Jochem heeft door zijn naspeuringen een andere kijk op de Tweede Wereldoorlog gekregen. Een oorlog die hij in het voorwoord van het boek als ‘waanzinnig en totaal onzinnig’ bestempelt. „Het is ongelofelijk hoe ze aan beide zijden, ook de geallieerden, met mensenlevens zijn omgegaan. Plaatsen als Rees, Bocholt en Wesel zijn finaal met de grond gelijk gemaakt. Alleen maar om een bruggenhoofd over de Rijn te kunnen krijgen. In mijn diensttijd heb ik gelijk gezegd dat ze mij niet naar het front moeten sturen, ik kan geen oorlogshandelingen plegen. Het is geen kwestie van angst, maar respect voor het leven. Wellicht heb ik daardoor ook zo lang geaarzeld met dit boek.”
Dit verhaal verscheen op 26-09-2019 in de Tubantia
foto’s dagboek en vork @Robin Hilberink