- Geboren 19-01-1888 te Hengelo (Gld.)
- Overleden 22-05-1944 te Auschwitz, Polen – 56 jaar
- Z.v. Abraham Jacobs, manufacturier, en Roosje de Groot
- Gehuwd in 1922 met Kitty Hillesum
Emanuel, Max genoemd, woonde van juni 1900 tot april 1901 bij zijn tante Jane Krukziener-de Groot te Oldenzaal. Daarna vertrok hij weer naar Hengelo. Zijn oudste broer Sigmund werkte van november 1902 tot juli 1903 als winkelbediende bij S. I. Cohen te Oldenzaal. Zijn moeder, een zus van Jane, was in 1895 overleden. Zijn vader bleef achter met zes kinderen. Hij hertrouwde in 1896 met Etje de Groot, een zus van Jane en Roosje. Zij kregen samen nog twee kinderen. Zijn vader overleed in 1918.
Emanuel woonde na zijn huwelijk aan de Spalstraat 7 te Hengelo. Zijn vrouw Kitty Hillesum kwam uit een vooraanstaande familie in Deventer, waartoe ook Etty Hillesum behoorde die om haar oorlogsdagboek grote bekendheid kreeg. Ze kregen samen twee kinderen. Hij had hier samen met zijn halfbroer Samuel een bloeiende manufacturenzaak.
Hij kreeg uitstel van transport omdat hij in 1942 hoofdvertegenwoordiger van de Joodse raad en voorzitter van het plaatselijk armenbestuur was. Nadat ze dan toch bericht kregen zich te melden, besloten ze onder te duiken. Ze zaten bij ‘Het Kervel’ in een kelder ondergedoken samen met andere Joden. ‘s Nachts werden de Joden in ”Het Kervel” gelucht en mochten ze bij groepjes even naar buiten. Het ging lang goed, maar waarschijnlijk door verraad, werd in de nacht van 26 op 27 april 1944 de eerste groep die buiten kwam, gevangengenomen door de Duitsers. Bij deze groep zaten ook Emanuel en zijn zoon. De groep die nog in de kelder zat, werd gelukkig niet ontdekt. Ze werden de volgende dag elders ondergebracht, zijn vrouw in een onderduikershol bij Vorden. Ook zij werden later opgepakt en kwamen in kamp Westerbork. Ze werden daar gevangengezet tot het kamp in april 1945 werd bevrijd.
Nadat hij was opgepakt kwam hij op 5 mei 1944 alsnog in kamp Westerbork. Op 17 mei ging hij op transport naar het concentratiekamp Auschwitz, waar hij kort na aankomst werd omgebracht. Zijn zoon Uri, Philip genoemd, zat als Palestina-pionier in Laag-Keppel, hij werd daar opgepakt naar het concentratiekamp Mauthausen gestuurd, waar hij op 30-10-1944 overleed. Etje Jacobs-de Groot, de stiefmoeder van Max, kwam op 9 april 1943 in samen met haar zus Jane Cutzien-de Groot in kamp Vught. Jane had tijdens de oorlog besloten naar haar zus in Hengelo te vertrekken, omdat het haar daar wat veiliger leek dan in haar woonplaats Zutphen. Toen de Hengeloërs bericht kregen dat ze zich op 10 april in kamp Vught moesten melden, besloot de familie van Etje om onder te duiken. Het was onmogelijk om Etje en Jane mee te nemen naar de ondergrondse kelder op ‘t Kervel. Zij vertrokken daarop naar kamp Vught om zich te melden. Etje werd op 22 april overgebracht naar kamp Westerbork. Ze ging op 27 april op transport naar kamp Sobibor, waar ze kort na aankomst werd omgebracht.
Holocaustslachtoffer, evenals zijn zoon Uri Philip, zijn stiefmoeder Etje, en zijn broer en zussen Henriette, Eva, Sara, Samuel en Roosje met deels hun gezinnen. Zijn vrouw Kitty en zijn dochter Hetty hebben de oorlog overleefd, als ook zijn broer Sigmund en zijn zus Sara met hun gezin. Van de familie van zijn vrouw zijn vier broers en een zus omgekomen.
Joods monument en oorlogsmonument te Hengelo, Gelderland.
Nationaal Holocaust Namenmonument te Amsterdam.