Het oorlogsverhaal van de Oldenzaalse Bep Kokkelkoren-Remerink. In april 2021 verschenen in De Castricummer, geschreven door Henk de Reus.
Bep Remerink (1925-2023) woonde aan de Tulpstraat in Oldenzaal en was 15 jaar toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. De opgelegde avondklok en de verboden zorgden ervoor dat ze als jonge adolescent haar jeugd niet kon doorbrengen zoals zij gewild had. Toch hield zij geen nare herinneringen aan de oorlog over.
Voordat de meeste inwoners van Oldenzaal op 10 mei 1940 wakker werden, waren ze al bezet. Niet vreemd natuurlijk voor een stad zo dicht bij de grens met Duitsland. Om 04.00 uur marcheerden Duitse soldaten in de richting van de Groote Markt. Ongeveer tegelijk reed er een gepantserde trein vanuit Bentheim Oldenzaal binnen. De Duitsers namen direct het beheer over van het station. De spoorverbinding met het Duitse achterland was zeer belangrijk voor de aanvoer van soldaten en materiaal. Oldenzaal moest als grensstation zeven- tot achtduizend soldaten opvangen. De inwoners zagen in dat je vliegen beter met stroop dan met azijn kunt vangen en boden daarom geen tegenstand. Sterker nog: ze faciliteerden de Duitsers.
Bep maakte deel uit van een gezin met elf kinderen. Ze herinnert zich de beginperiode van de oorlog nog heel goed. “In het begin waren de Duitsers niet vervelend. Ze waren zelfs vriendelijk tegen ons. Ik werkte toen net in een schoenenwinkel van Bata. Ik weet nog goed dat er op een dag twee Duitse soldaten schoenen wilden kopen. Deze waren echter op de bon en die hadden zij niet. We moesten dus ‘nee’ verkopen. Ze legden al hun charmes aan de dag om ons tot andere gedachten te brengen. Uiteindelijk hebben we ze toch maar gematst. Ze waren zo blij als een kind. Later op de dag kwamen ze terug met chocoladerepen en sigaretten, dit als dank. Bij m’n moeder brachten ze een stuk spek.”
Het gezin waarvan Bep deel uitmaakte kende tijdens de oorlog geen armoede of honger. Bep: “Mijn vader verdiende de kost als melkventer. De melk bracht hij met paard en wagen rond. Daarnaast hadden we een grote tuin waar hij aardappelen en groente verbouwde. De dingen die we niet hadden, zoals koffie, spek en eieren, haalde mijn moeder op de fiets bij familie elders. Als ze dan terug fietste had ze de spullen zodanig op haar buik bevestigd dat ze hoogzwanger leek. Als ze als eens werd aangehouden en de Duitsers haar dikke buik zagen, verontschuldigden ze zich bijna.”
Op woensdag 25 oktober 1944 sloten Duitse soldaten Oldenzaal af. Niemand kon meer in of uit de stad. Alle mannen tussen de 17 en 55 jaar moesten zich melden. Ze werden door de Duitsers gedwongen om verdedigingswerken langs de grens te graven. Bep: “Mijn broers, inmiddels 17 en 18 jaar, waren zo slim om bij een boer elders aan het werk te gaan. De laatste kon met een ‘Vorläufiger Rückstellungsschein’ aantonen dat ze onmisbaar waren voor het werk. Zo wisten ze aan de ‘Arbeitseinsatz’ te ontkomen. De Duitsers kwamen ook bij ons thuis. Ze haalden alles overhoop en wilden m’n vader meenemen. Door een handicap liep hij slecht. ‘Dan zullen jullie mij moeten dragen’, riep hij. Hier zagen zij toch maar van af. Bij de buren was dit spannender. Zij hadden onderduikers. Omdat ik al wat ouder was wist ik het, maar je hield het geheim. Erover spreken deed je niet want je verrader sliep nooit. Mijn jongere broers en zusjes wisten het niet eens. Je kon je dan ook niet per ongeluk verspreken. De onderduikers werden nooit gevonden.”
Bep vertelt dat de oorlog in Oldenzaal grotendeels zonder grote spanningen verliep. Hier werd niet gebombardeerd. Oldenzaal lag net buiten de gevarenzone. Anders was dit bij Enschede waar het vliegveld Twente lag. “De Duitsers hadden het vliegveld omgebouwd tot een militair steunpunt. Het werd een van de strategische doelen van de geallieerden. De vallende bommen waren in Oldenzaal te horen. Dit waren soms de enige angstige momenten, want er raakten wel eens een bom uit koers. Mijn vader hield altijd in de gaten welke kant ze opvlogen.”
Op 2 april 1945 werd Oldenzaal bevrijd. Bep herinnert het zich nog goed. ,,Een van de laatste nachten bliezen de Duitsers de aftocht. We dachten er weer ongestoord op uit te kunnen, maar mijn vader vertrouwde het niet. Hij hield er rekening mee dat de Duitsers weer konden terugkomen. Toen de vrede eenmaal beklonken was en de Engelsen Oldenzaal binnen reden kon de vreugde niet op. Op 8 mei 1945 werd op de Groote Markt een bevrijdingsfeest met vuurwerk door de Canadese troepen aangeboden. Inmiddels was ik twintig en had na vijf jaar beperkingen veel zin om weer eens los te gaan. Samen met m’n zussen en enkele vriendinnen ging ik ‘s avonds naar een dansgelegenheid waar de Engelse soldaten ook kwamen. We zaten gezellig met hen aan tafel en dansten om beurten met hen. Een van ons bleef altijd bewust aan tafel achter. Ze gooide de glaasjes cognac van de soldaten leeg in een veldfles. Deze namen we mee voor m’n vader als we weer huiswaarts keerden. De Engelsen waren ladderzat en hadden dit toch niet in de gaten.”
Kort na de oorlog vertrok Bep naar Zandvoort. Daar woonde haar zus. Bep: “Ook hier ging ik bij Bata werken. Ik ben er blijven hangen en begon er een kousenzaak. Toon Hermans was zaterdagochtend altijd een van m’n vaste klanten. Hij kocht nylonkousen voor zijn vrouw Rietje of bood ze ter reparatie aan. Wat Rietje met haar kousen deed weet ik niet, maar er zaten altijd ladders in. Deze mocht ik dan weer ophalen.” Bep leerde in die tijd haar man Cor Kokkelkoren kennen. Ze trouwden in 1957 en vestigden zich in Haarlem. In verband met het werk van Cor (aannemersbedrijf) vertrok het stel in 1962 naar Santpoort. Hier woonden zij tot 1976 toen ze, eveneens in verband met de werkzaamheden van Cor, naar Castricum verhuisden. Inmiddels woont Bep al weer 24 jaar in haar appartement aan het Hendriksveld en geniet elke dag nog volop van het weidse uitzicht over het polderlandschap.